ECLI:NL:GHAMS:2017:1733

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
25 april 2017
Publicatiedatum
10 mei 2017
Zaaknummer
23-000492-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake fietsendiefstal met betrekking tot een lokfiets van de Politie Eenheid Oost-Nederland

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016. De verdachte, geboren in 1992 en thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Zaanstad, was beschuldigd van diefstal van een lokfiets, die toebehoorde aan de Politie Eenheid Oost-Nederland. De tenlastelegging betrof het feit dat de verdachte op 8 maart 2015 in Barneveld, samen met een ander, de fiets had weggenomen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening. Tijdens de zitting in hoger beroep op 11 april 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij dacht dat de fiets aan zijn vriendin toebehoorde, maar het hof achtte deze verklaring ongeloofwaardig. De politie had de fiets aangetroffen in het bezit van de verdachte en zijn vriendin, en er waren tegenstrijdige verklaringen afgelegd over de omstandigheden van de diefstal.

Het hof heeft geconcludeerd dat de verdachte, door het slot van de lokfiets te forceren en met de fiets weg te rijden, het oogmerk had op wederrechtelijke toe-eigening. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één week, met aftrek van voorarrest, en een proeftijd van twee jaren. Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan, en de eerdere veroordelingen van de verdachte voor soortgelijke feiten. De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-000492-16
Datum uitspraak: 25 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 2 februari 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-654072-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Zaanstad te Westzaan.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 11 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 8 maart 2015 te Barneveld, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (lokfiets), geheel of ten dele toebehorende aan de Politie Eenheid Oost-Nederland, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader, waarbij verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking, namelijk door het openbreken en/of forceren van het slot.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak bepleit omdat de verdachte niet heeft gehandeld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, nu hij in de veronderstelling verkeerde dat de fiets aan zijn vriendin toebehoorde.
Het hof overweegt als volgt.
Op 8 maart 2015 omstreeks 21:50 uur kregen politieambtenaren een melding dat een lokfiets in beweging was gekomen. Enkele minuten laten troffen zij de fiets aan in het bezit van de verdachte en zijn vriendin [medeverdachte].
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij in de veronderstelling was dat de fiets aan zijn vriendin, [medeverdachte], toebehoorde en dat hij het slot van de fiets kapot heeft getrapt omdat zij de sleutel van de fiets kwijt was. [medeverdachte] heeft deze lezing ter terechtzitting als getuige bevestigd.
Het hof acht dit alternatieve scenario niet aannemelijk. De politie heeft naar aanleiding van de verklaring van [medeverdachte], namelijk dat zij haar fiets zou hebben gestald in het fietsenhok nabij de lokfiets, gezocht naar een op de lokfiets gelijkende fiets, maar heeft deze niet op de betreffende locatie gevonden. Voorts heeft de verdachte wisselende verklaringen afgelegd, terwijl de verdachte en [medeverdachte] eerder tegenstrijdig hebben verklaard. De verdachte heeft in zijn verhoor voor inverzekeringstelling verklaard dat hij een fiets had gepakt, toen hij zijn fietssleuteltje kwijt was en vervolgens een ander slot heeft opengebroken. Tijdens zijn eerste politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat zijn vriendin met het slot van de fiets, waarvan hij dacht dat die aan zijn vriendin toebehoorde, bezig was en dat het slot open ging toen zij daartegen aan het trappen was terwijl hij het stuur van de fiets vasthad. [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat juist de verdachte degene was die tegen het slot trapte waarna het open ging. Ter terechtzitting in eerste aanleg verklaart de verdachte dat hij degene was die het slot heeft geforceerd van de fiets van zijn vriendin.
Gelet op het voorgaande schuift het hof het alternatieve scenario dat de verdachte in de veronderstelling verkeerde dat de fiets aan zijn vriendin toebehoorde als ongeloofwaardig terzijde, en is het van oordeel dat de verdachte, door samen met [medeverdachte] het slot van de lokfiets te verbreken en vervolgens met die fiets weg te rijden, het oogmerk had op de wederrechtelijke toe-eigening van die fiets, zodat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 8 maart 2015 te Barneveld, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets (lokfiets), geheel toebehorende aan de Politie Eenheid Oost-Nederland, waarbij verdachte en zijn mededader het weg te nemen goed onder hun bereik hebben gebracht door middel van verbreking, namelijk door het openbreken van het slot.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één week voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal bevestigen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de diefstal van een lokfiets. Hij heeft daarmee blijk gegeven weinig respect te hebben voor andermans eigendom. Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 30 maart 2017 is hij eerder veelvuldig voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld, hetgeen het hof in het nadeel van de verdachte meeweegt bij de bepaling van de op te leggen straf.
Het hof heeft gelet op de straf die door rechters bij diefstal van een fiets pleegt te worden opgelegd. Deze straf heeft zijn weerslag gevonden in de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). In het geval van recidive wordt een geldboete van € 300,00 en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken genoemd. Gelet op de documentatie van de verdachte is het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf een gepasseerd station. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf voor de duur van één week passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) week.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M. Iedema, mr. M.F.J.M. de Werd en mr. S.M.M. Bordenga, in tegenwoordigheid van mr. C.J.J. Kwint, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 25 april 2017.
mr. M. Iedema en mr. S.M.M. Bordenga zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.