ECLI:NL:GHAMS:2017:1727

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
9 mei 2017
Zaaknummer
23-002734-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Witwassen van grote contante geldbedragen met onbekende herkomst

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1978, werd beschuldigd van witwassen van een contant geldbedrag van € 198.350, dat hij op 21 maart 2014 in Amsterdam had verworven. De verdachte ontving dit geld in twee plastic tasjes van een onbekende man, zonder het bedrag na te tellen of een ontvangstbewijs te tekenen. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat het geld een legale herkomst had, maar het hof oordeelde dat zijn verklaringen inconsistent waren en niet voldoende bewijs boden voor een legale herkomst. Het hof concludeerde dat er sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, omdat de verdachte niet in staat was om een concrete en verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld. Het hof vernietigde het eerdere vonnis en veroordeelde de verdachte tot een gevangenisstraf van zes maanden, met verbeurdverklaring van het in beslag genomen geld. De uitspraak benadrukt de ernst van witwassen en de impact ervan op de integriteit van de financiële en economische systemen.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002734-16
datum uitspraak: 26 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 6 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-995001-14 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
12 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 maart 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, van een (groot contant) geldbedrag van € 198.400,00 en/of een (contant) geldbedrag van € 4.735,00, althans enig(e) geldbedrag(en), de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft/hebben verborgen en/of verhuld, althans heeft/hebben verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op voornoemd(e) geldbedrag(en) was, of voornoemd(e) geldbedrag(en) voorhanden had(den) en/of overgedragen heeft/hebben, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
en/of
hij op of omstreeks 21 maart 2014, te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander(en), althans alleen, een (groot contant) geldbedrag van € 198.400,00 en/of een (contant) geldbedrag van € 4.735,00, althans enig(e) geldbedrag(en), heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van voornoemd(e) geldbedrag(en) gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden dat dat/die geldbedrag(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de verdachte weliswaar geld bij een ondergrondse bankier heeft opgehaald, maar dat dit geld een legale herkomst had. De verdachte heeft namelijk de beschikking over aanzienlijke vermogensbestanddelen, heeft onlangs een erfenis gekregen en handelt - vaak in contanten - in auto’s, aldus de raadsman.
Het hof overweegt als volgt. De verdachte is aangetroffen met (afgerond) € 200.000 aan contant geld, verdeeld over twee plastic tasjes. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij dit geldbedrag van een hem onbekende man heeft ontvangen. Daartoe heeft hij, komende met een auto uit Dresden, Duitsland, via sms-contacten afgesproken in een straat in Amsterdam. In bedoelde sms-berichten is sprake van versluierd taalgebruik. In plaats van over het ophalen van geld wordt gesproken over het kopen van auto’s, waarbij bijvoorbeeld ‘C klasse 2.0’ wordt gebruikt ter aanduiding van twee ton aan euro’s, zo leidt het hof af uit de inhoud van de sms-berichten in relatie tot het ontvangen bedrag. Ten behoeve van het in ontvangst nemen van het geld heeft de verdachte ongeveer drie minuten plaatsgenomen in de auto van de andere man, hij heeft het geld bij ontvangst niet (na)geteld en hij heeft geen ontvangstbewijs getekend.
Op basis van voornoemde omstandigheden is sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Gelet hierop mag van de verdachte worden verlangd dat hij voor de herkomst van de geldbedragen een verklaring geeft die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk is aan te merken.
De gang van zaken, zoals door en namens de verdachte ter zitting in hoger beroep geschetst (en in afwijking van eerder door de verdediging gegeven verklaringen) houdt - kort gezegd - in dat de verdachte zich via Hawala-bankieren gelden heeft doen toekomen, waarover hij (onder andere uit een erfenis) in Libanon kon beschikken. Deze gang van zaken is, naar het oordeel van het hof, onvoldoende aannemelijk geworden om het bewijsvermoeden van witwassen te ontkrachten. Daartoe wordt van belang geacht dat, hoewel het hof wil aannemen dat (ook) bij Hawala-bankieren gebruik wordt gemaakt van versluierd taalgebruik niet valt in te zien dat de verdachte ook jegens zijn neef - met wie de verdachte de hierna weergeven sms-correspondentie heeft gevoerd - versluierde taal gebruikt, (Bijlage tapgesprekken, dossier pagina P12 en P13 van het zaakdossier):
“In/Uit: U Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:38:17
Volgnummer + onderwerp 78 SMS-U (…) Ik heb de eigenaar van de auto ontmoet, maar dat is hem niet...
In/Uit: U Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:39:03
Volgnummer + onderwerp 79 SMS-U HET IS EEN C KLASSE, 2,0 !
In/Uit: I Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:39:11
Volgnummer + onderwerp 80 SMS-I WAT
In/Uit: U Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:39:56
Volgnummer + onderwerp 81 SMS-U JA, DAT ZEI DIE TEGEN ME, IK ZWEER HET JE
In/Uit: I Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:40:50
Volgnummer + onderwerp 83 SMS-I (…) he broer, wat/hoeveel het ook is – pak het en klaar !
In/Uit: U Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:41:54
Volgnummer + onderwerp 84 SMS-U JA, IK HEB HET GEPAKT, MAAR IK MOET HET JE ZEGGEN
In/Uit: I Bronnummer:[telefoonnummer 1] Tegennummer: [telefoonnummer 2] vrijdag 21 maart 2014 19:43:43
Volgnummer + onderwerp 85 SMS-I OK.”
Veeleer ligt het dan in de reden dat de verdachte zijn neef dan kort en in begrijpelijk taal informeert
dat hij het met de neef (die in Libanon zou zitten in gezelschap van de Hawala-bankier aldaar en deze bankier dit bedrag na bevestiging van de ontvangst van dit bedrag in Nederland aldaar in Libanon heeft te overhandigen) afgesproken bedrag in Amsterdam heeft ontvangen. Dit versluierd taalgebruik noch de onduidelijkheid over de hoogte van het in ontvangst te nemen bedrag, is geboden c.q. begrijpelijk binnen de door de verdediging geschetste familiale verhoudingen.
Dat klemt te meer nu de verdachte het geld niet bij ontvangst heeft geteld, hoewel hij de persoon van wie hij het kreeg niet kende. Na enige tijd in zijn auto te hebben gewacht heeft de verdachte een kort moment gekeken of er überhaupt geld in zat (klaarblijkelijk was zelfs dat bij het in ontvangst nemen niet zo zeker).
Het hof acht voorts van belang dat de verdachte desgevraagd ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard dat hij reeds bij vertrek uit Dresden wist dat hij € 200.000 zou ontvangen. Dit vindt echter
geen bevestiging in de stukken in het dossier. Immers, in de door hem een aantal uren voor de overdracht verstuurde sms-berichten (Bijlage tapgesprekken, dossier pagina P6 van het zaakdossier) is sprake van “
twee Mercedes 500”, hetgeen duidelijk een andere betekenis heeft dan een Mercedes C Klasse 2,0, waar later sprake van is. Dat de verdachte, in tegenstelling tot hetgeen hij in hoger beroep heeft verklaard, een ander bedrag heeft ontvangen dan hij verwachtte, vindt voorts bevestiging in het volgende. Na het doorgeven aan de neef van de mededeling:
Het is een C Klasse 2,0 !”(Bijlage tapgesprekken, dossier pagina P13 van het zaakdossier) heeft de ‘neef’ de verdachte om 19:40:50 uur een opdracht gegeven, inhoudende de tekst “
Wat/hoeveel het ook is – pak het en klaar!”(Bijlage tapgesprekken, dossier pagina P13 van het zaakdossier). Dit laat zich niet rijmen met het gecontroleerd ‘overmaken’ van een door verdachte door hem vooraf vastgesteld bedrag (dat de ‘neef’ ook zou hebben moeten meenemen naar de Hawala-counterpart in Libanon, tijdens de transactie).
Voorts is de geschetste gang van zaken onvoldoende controleerbaar of verifieerbaar nu de verdachte geen nadere gegevens (zoals adres, achtergrond, et cetera) heeft verstrekt over bedoelde ‘neef’ en evenmin over de erfenis waarover hij zou kunnen beschikken (zoals een akte van erfrecht, bedrag en verdeling van bedragen over diverse familieleden). Het overleggen van een (spaar)bankboekje met tegoeden op de naam van iemand met dezelfde naam als van de verdachte, voldoet niet. De verdachte heeft voorts niet, althans onvoldoende, inzichtelijk gemaakt waarom gekozen is voor de (uit de aard van de zaak) risicovolle weg van Hawala-bankieren voor het overmaken van geld dat in Libanon (in ieder geval deels) op een bankrekening zou hebben gestaan. Het argument dat de bank provisie zou berekenen en er een valutaomrekening zou plaatsvinden, treft geen doel nu hetzelfde bij Hawala-bankieren aan de orde is, en dan eerder met (aanzienlijk) hogere kosten - alleen al gelet op de benzinekosten voor de reis van Dresden naar Amsterdam en terug.
De verdachte heeft evenmin informatie verschaft (hoewel hij daarover zou moeten beschikken) over
de financiële resultaten van zijn onderneming ter onderbouwing van zijn gestelde voornemen te gaan handelen in auto’s in het duurdere segment, waarvoor hij naar hij stelt financiering zocht die zou hebben geresulteerd in de hierboven omschreven overdracht van geld.
De overgelegde screenshots van websites zijn daartoe volstrekt onvoldoende. Tenslotte merkt het hof op, en legt dat in verdachtes nadeel uit, dat hij steeds wisselende verklaringen heeft afgelegd (eerst bij de politie en later bij de rechter-commissaris) over de herkomst van de gelden. Dat de verdachte zichzelf niet wilde belasten (omdat hij vreesde vervolgd te worden voor het gebruik maken van Hawala-bankieren en het geld in het licht van de oude jurisprudentie van de Hoge Raad kwijt te zullen raken) maakt dat niet anders, nu ook thans geen sprake is van een verklaring over de herkomst van het geld die concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijk kan worden aangemerkt.
Afsluitend merkt het hof het volgende op. Zo de verdachte al kon en kan beschikken over (omvangrijk) vermogen in Libanon (contant dan wel in onroerende zaken), zegt dat op zich niets over de herkomst van het geld waar het in casu om gaat. Veeleer zou bij deze achtergrond en statuur passen dat de verdachte gebruik maakt van de reguliere mogelijkheden van banktransacties, in plaats van uren rijden van Dresden naar Amsterdam en terug om van een onbekende plastic tassen met geld aan te nemen.
Al het voorgaande in overweging nemende is het hof van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat de contante geldbedragen die bij de verdachte zijn aangetroffen, middellijk of onmiddellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat de verdachte dat wist. Het hof acht in het licht van hetgeen hiervoor is overwogen op na te melden wijze wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan witwassen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 21 maart 2014 te Amsterdam een contant geldbedrag van € 198.350 heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist dat dat geldbedrag - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
witwassen.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen en maatregel

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg tweede cumulatief/alternatief bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest en met verbeurdverklaring van een bedrag van € 198.350 en een bedrag van € 4.735.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tweede cumulatief/alternatief ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twaalf maanden, met aftrek
van voorarrest, en dat al het onder de verdachte in beslag genomen geld wordt verbeurdverklaard.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van geldbedragen van in totaal € 198.350. Witwassen vormt een ernstige bedreiging voor de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. De verdachte heeft in ernstige mate inbreuk gemaakt op de in het financiële en economische verkeer vereiste integriteit en transparantie, door te trachten aan de opbrengst van misdrijven een schijnbaar legale herkomst te geven.
Alles afwegende en mede in aanmerking genomen het tijdsverloop vanaf het moment dat de verdachte is aangehouden, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Beslag
De in beslag genomen en nog niet teruggegeven (buitenlandse) geldbedragen (nummers 1 tot en met 5 op de beslaglijst) behoren aan de verdachte toe. Deze dienen aan de verdachte te worden teruggegeven.
Het in de plastic tasjes aangetroffen en in beslag genomen geldbedrag van in totaal € 198.350 (nummers 6, 7 en 8 op de beslaglijst), dat aan de verdachte toebehoort, dient - met uitzondering van het valse biljet van € 50 dat is opgenomen op de beslaglijst onder 7. - te worden verbeurdverklaard en is daarvoor vatbaar aangezien het bewezen verklaarde met betrekking tot dit geldbedrag is begaan.
Het bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot het in beslag genomen en nog niet teruggegeven valse biljet van € 50 (nummer 7 op de beslaglijst). Dit biljet zal, gelet op de artikelen 36b en 36c Wetboek van Strafrecht aan het verkeer worden onttrokken aangezien het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en het algemeen belang.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 33, 33a en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
6. 44 biljetten van € 50, totaal € 2.200 (FGMY67.1).
7. diverse biljetten van € 50 en € 20, totaal € 61.150 (FGMY67.2.A);
8. diverse biljetten, totaal € 135.000 (FGMY67.3.A).
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
7. vals biljet van € 50 (FGMY67.2.A).
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. diverse biljetten, totaal € 4.725 (HANNC78.1);
2. 100 Deense kronen en 21 USD (HANNC78.2);
3. 100 Turkse lira (HANNC78.3);
4. 1 biljet van € 5 (HANNC78.5A)
5. 1 biljet van € 5 (HANNC78.5B);
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. S. Clement, mr. P. Greve en mr. A.M. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2017.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.