ECLI:NL:GHAMS:2017:1706
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake leaseovereenkomsten tussen Dexia Nederland B.V. en [geïntimeerde] met betrekking tot vernietiging en verjaring
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 2 mei 2017 een tussenuitspraak gedaan in hoger beroep tussen Dexia Nederland B.V. en [geïntimeerde]. Dexia is in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 augustus 2013 was gewezen. De zaak betreft leaseovereenkomsten die [geïntimeerde] met Dexia heeft afgesloten tussen april 1997 en juni 2000. De echtgenote van [geïntimeerde] heeft op 8 augustus 2003 de nietigheid van deze overeenkomsten ingeroepen, wat Dexia betwist op basis van verjaring. Het hof heeft vastgesteld dat de feiten zoals door de kantonrechter vastgesteld, niet in geschil zijn en heeft deze als vaststaand aangenomen.
Het hof heeft in zijn beoordeling onder andere gekeken naar de vernietigingsbrief van de echtgenote van [geïntimeerde] en de voorwaarden die aan een dergelijke brief gesteld worden. Het hof oordeelt dat de brief voldoet aan de vereisten van artikel 3:50 BW, en dat Dexia had moeten begrijpen dat de vernietiging ook betrekking had op de nog lopende overeenkomsten. Het hof heeft de grieven van Dexia verworpen en de zaak verwezen naar de rol voor verdere behandeling, waarbij [geïntimeerde] in de gelegenheid wordt gesteld om zich uit te laten over de waarde van de (uit)geleverde aandelen.