ECLI:NL:GHAMS:2017:169
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging vonnis in hoger beroep met betrekking tot weigering mee te werken aan ademanalyse en bewijsverweer
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 25 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Turkije in 1978, had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van 24 maart 2014. De advocaat-generaal had gevorderd dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een geldboete van € 1000, te betalen in termijnen, en een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 10 maanden. Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd, met de aanvulling dat de betaling van de geldboete in tien maandelijkse termijnen mag plaatsvinden.
De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep bepleit dat de verdachte vrijgesproken moet worden wegens gebrek aan wettig bewijs. De verdachte zou niet hebben geweigerd te blazen, maar was door een gebroken rib niet in staat om te blazen. Het hof heeft echter vastgesteld dat de verdachte eerst heeft geprobeerd het ademonderzoek te frustreren en uiteindelijk niet volledig heeft meegewerkt aan de ademanalyse. Het hof heeft de inhoud van het proces-verbaal van bevindingen van de verbalisanten als betrouwbaar beschouwd en heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan de verklaringen van de verbalisanten te twijfelen.
Het hof heeft het bewijsverweer van de verdachte verworpen en bevestigd dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij door een fysieke belemmering niet in staat was om mee te werken aan het ademalcoholonderzoek. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte de opgelegde geldboete in tien maandelijkse termijnen kan voldoen, waarbij elke termijn € 100 bedraagt.