ECLI:NL:GHAMS:2017:1670
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie door schending van het aanwezigheidsrecht
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1985 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal van een tas op Schiphol op 29 augustus 2015. De raadsman van de verdachte betwistte de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, stellende dat de verdachte door toedoen van het openbaar ministerie niet van zijn aanwezigheidsrecht gebruik kon maken. De verdachte was na het instellen van het hoger beroep op 16 maart 2016 uitgezet naar Algerije, ondanks dat de raadsman had aangegeven dat zijn cliënt aanwezig wilde zijn bij de behandeling van de zaak. De advocaat-generaal verzocht het hof om het openbaar ministerie ontvankelijk te verklaren, maar het hof oordeelde dat er sprake was van een schending van het aanwezigheidsrecht zoals vastgelegd in artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens. Het hof concludeerde dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk was in zijn strafvervolging, en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De beslissing werd genomen na zorgvuldige overweging van de inspanningen van de raadsman en de omstandigheden rondom de uitzetting van de verdachte.