ECLI:NL:GHAMS:2017:1617

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
26 april 2017
Publicatiedatum
1 mei 2017
Zaaknummer
23-004274-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte in poging tot moord en medeplichtigheid

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij een poging tot moord op 5 maart 2014 te Amsterdam. Het hof heeft het hoger beroep ingesteld door het openbaar ministerie tegen het vonnis van de rechtbank, waarin de verdachte was veroordeeld. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 10 november 2015 en 13 april 2017 is het bewijs en de tenlastelegging opnieuw bekeken. De verdachte werd beschuldigd van medeplegen van poging tot moord, maar het hof heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs was om deze beschuldiging te ondersteunen. De verdachte zou de bestuurder van een scooter zijn geweest die de medeverdachte naar de plaats van het misdrijf had gebracht, maar het hof concludeerde dat er geen bewijs was dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van de medeverdachte of dat hij opzettelijk had geholpen bij het delict. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt en heeft hem vrijgesproken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-004274-14
datum uitspraak: 26 april 2017
TEGENSPRAAK
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 31 oktober 2014 in de strafzaak onder parketnummer 13-669068-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 10 november 2015 en 13 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door het openbaar ministerie hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 5 maart 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
op een scooter aan is/zijn komen rijden en/of
na zijn/hun scooter te hebben geparkeerd en/of
in de richting van die [slachtoffer] is/zijn gerend en/of een revolver, althans een vuurwapen, heeft/hebben gepakt en/of op het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft/hebben gericht en/of meermalen, terwijl hij de revolver, althans het vuurwapen, op die [slachtoffer] hield gericht, de trekker van die revolver, althans dat vuurwapen, heeft overgehaald en/of
achter [slachtoffer] is/zijn aangerend en/of
het raam van een broodjeszaak heeft/hebben stuk geschoten en/of geslagen en/of op die [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij die [slachtoffer] is geraakt;
subsidiair:
[medeverdachte] op of omstreeks 5 maart 2014 te Amsterdam ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, op een scooter aan is komen rijden en/of na die scooter te hebben geparkeerd en/of in de richting van die [slachtoffer] is gerend en/of een revolver, althans een vuurwapen, heeft gepakt en/of op het gezicht, althans het lichaam, van die [slachtoffer] heeft gericht en/of meermalen, terwijl hij de revolver, althans het vuurwapen, op die [slachtoffer] hield gericht, de trekker van die revolver, althans dat vuurwapen, heeft overgehaald en/of achter [slachtoffer] is aangerend en/of het raam van een broodjeszaak heeft stuk geschoten en/of geslagen en/of op die [slachtoffer] heeft geschoten, waarbij die [slachtoffer] is geraakt,
bij en/of tot welk feit verdachte op of omstreeks 5 maart 2014 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door:
  • die [medeverdachte] met een scooter naar de plaats des misdrijfs te brengen en/of
  • achter die [medeverdachte] aan te lopen en/of te rennen (in de richting van die [slachtoffer]), althans in de
nabijheid van die [medeverdachte] te blijven e/of
  • bij die scooter te blijven/wachten en/of
  • die [medeverdachte] met die scooter weg te brengen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, reeds omdat in hoger beroep een wijziging van de tenlastelegging is toegelaten en het hof derhalve op een andere grondslag heeft beraadslaagd dan de rechtbank.

Vrijspraak

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van poging moord en dat hij wordt veroordeeld voor medeplichtigheid aan poging moord en heeft hiertoe zakelijk weergegeven het volgende naar voren gebracht.
[medeverdachte] heeft op 5 maart 2014 omstreeks 15:50 uur getracht [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven. Hiervoor is geen andere aanleiding te verzinnen dan een ruzie op de Robert Fruinlaan ongeveer een half uur eerder en er waren meer dan genoeg momenten waarop [medeverdachte] zich had kunnen beraden op wat gebeurde zodat sprake was van voorbedachte raad.
De verdachte was de bestuurder van de scooter die [medeverdachte] naar de plaats delict aan de Johan Huizingalaan heeft gebracht. Dit kan worden afgeleid uit fotoherkenningen, telefoongegevens en de omstandigheid dat hij de beschikking over die scooter had.
Nu [slachtoffer] bij de eerdere ruzie [medeverdachte] iets heeft horen zeggen als “haal die ding” of “haal die shit”, de verdachte en [medeverdachte] telefonisch contact hadden en sprake was van hechte vriendschap tussen de verdachte en [medeverdachte], was hij de meest aangewezen persoon om [medeverdachte] te helpen.
De verdachte wist wat ze gingen doen; hij heeft [medeverdachte] geholpen met het zoeken naar [slachtoffer] en heeft hem willens en wetens naar de plaats van het schietincident vervoerd.
Als het hof dat niet aanneemt, blijft over dat de verdachte, nadat het wapen van de medeverdachte in eerste instantie weigerde, minst genomen voorwaardelijke opzet had op de dood van de aangever.
Verdachte heeft zich daarvan niet gedistantieerd, maar bleef wachten op [medeverdachte] om hem te helpen van de plaats delict te vluchten.
De handelingen van de verdachte zijn onvoldoende om van medeplegen van de poging moord op [slachtoffer] te spreken.
Wel is er wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte heeft helpen zoeken naar [slachtoffer] en hem naar de plaats delict heeft gebracht, vervolgens op hem heeft gewacht tot hij klaar was en hem heeft helpen vluchten. Dit is voldoende voor medeplichtigheid aan poging tot moord.
Subsidiair wordt aangevoerd dat ook het enkele wachten op de medeverdachte die achter iemand aanrent en die persoon neerschiet, voldoende is voor medeplichtigheid.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van de verdachte heeft vrijspraak bepleit en heeft daartoe zakelijk weergegeven het volgende aangevoerd.
Er is geen wettig en overtuigend bewijs dat de verdachte de bestuurder was van de scooter die [medeverdachte] naar de plaats van het misdrijf heeft gebracht.
Maar zelfs als hij dat wel was kan daar niet uit worden afgeleid dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer]. Niet is gebleken dat de bestuurder van de scooter wist van het wapen van [medeverdachte], noch van diens plannen daarmee. Het enkele waarnemen van het schieten door [medeverdachte] en het zich niet aanstonds distantiëren, rechtvaardigt niet de conclusie dat de verdachte de gedragingen van [medeverdachte] heeft aanvaard.
De wil tot wachten blijkt niet uit het enkele blijven staan op de plaats delict. Datzelfde geldt voor het vervolgens niet weigeren [medeverdachte] als passagier op de scooter van de plaats delict weg te brengen.
Oordeel hof
Het hof stelt vast dat [medeverdachte] op 5 maart 2014 omstreeks 15.50 uur opzettelijk en gericht van korte afstand met een revolver heeft geschoten op [slachtoffer], die was gevlucht naar een broodjeszaak aan de Johan Huizingalaan in Amsterdam. [medeverdachte] heeft zich daarmee schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag.
[medeverdachte] was kort daarvoor als passagier op een scooter die door een andere persoon werd bestuurd, naar de plaats aan de Johan Huizingalaan gereden. De scooter is daar geparkeerd.
Na het schietincident, dat niet lang heeft geduurd, is [medeverdachte] met dezelfde bestuurder van de scooter weggereden.
Indien er al van uit kan worden gegaan dat de verdachte de scooterbestuurder was, kan uit deze feiten en omstandigheden niet worden afgeleid dat hij samen met [medeverdachte] op zoek was naar [slachtoffer], noch dat hij wist dat [medeverdachte] een wapen bij zich had en daarmee zou gaan schieten.
Ook overigens kunnen hiervoor geen concrete aanknopingspunten worden gevonden in het dossier en het verhandelde ter terechtzitting. De route die de scooterbestuurder heeft afgelegd is niet zodanig opmerkelijk dat dit als zodanig heeft te gelden. Dat de verdachte bevriend zou zijn met [medeverdachte] en er voorafgaand aan het schietincident en rond het tijdstip daarvan contact was met telefoonnummers die aan hen kunnen worden gelinkt doet daaraan evenmin af, nu de inhoud van de gesprekken niet bekend is.
Dan blijft over dat de bestuurder van de scooter na het parkeren daarvan in de buurt is gebleven van het schietincident, daarvan getuige moet zijn geweest en na afloop [medeverdachte] als passagier heeft meegenomen en heeft weggevoerd van de plaats delict.
Dit vormt geen grond voor de conclusie dat de verdachte nauw en bewust heeft samengewerkt met [medeverdachte] en als medepleger in de zin van de tenlastelegging moet worden aangemerkt.
Evenmin vormt dit grond voor de conclusie dat sprake was van medeplichtigheid, zoals subsidiair tenlastegelegd. Het louter in de buurt blijven van het schietincident wijst daar niet op.
Dat de verdachte [medeverdachte] welbewust heeft willen helpen bij het delict door hem een vrije aftocht te bieden blijkt overigens evenmin uit zijn feitelijke handelingen, noch anderszins uit het dossier.
Tot slot is het hof met de raadsvrouw van oordeel dat het enkele wegrijden met de scooter van de plaats delict met [medeverdachte] als passagier onvoldoende is om tot een bewezenverklaring van het subsidiair tenlastegelegde te komen.
Het hof spreekt daarom de verdachte vrij van het onder primair en subsidiair tenlastegelegde.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding van € 36.666,97. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het primair en het subsidiair ten laste gelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart
niet bewezendat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en
spreekt hem daarvan vrij.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. W.M.C. Tilleman, mr. F.M.D. Aardema en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van
mr. J. Mulder, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
26 april 2017.
[.............]
.