Uitspraak
1.Inhoud van het verzoek
2.Procesverloop
3.Beoordeling van het hoger beroep
- 2 dagen politiebureau à € 105,00 per dag € 210,00
- 97 dagen huis van bewaring à € 80,00 per dag € 7.760,00
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in een verzoekschriftprocedure naar aanleiding van een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering. De verzoeker, geboren in 1986, had schadevergoeding aangevraagd ter hoogte van € 8.095, als gevolg van de ondergane verzekering en voorlopige hechtenis in een strafzaak met parketnummer 14-810442-10. De rechtbank had de verzoeker eerder niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij geen vaste woon- of verblijfplaats had en niet bereikbaar was voor de instanties, waardoor hij niet op de hoogte was van de intrekking van het hoger beroep door de officier van justitie.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de verzoeker ontvankelijk is in zijn verzoek, omdat er geen omstandigheden waren die erop wijzen dat hij redelijkerwijs op de hoogte had kunnen zijn van het einde van de strafzaak. Het hof heeft vastgesteld dat de verzoeker op of omstreeks 1 april 2015 op de hoogte is geraakt van de intrekking van het hoger beroep, waardoor de termijn van drie maanden voor het indienen van het verzoekschrift niet was overschreden. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd en de verzoeker een schadevergoeding van € 7.970,00 toegekend, bestaande uit vergoedingen voor de dagen in voorlopige hechtenis en de verzekering.
De uitspraak benadrukt het belang van de bereikbaarheid van verzoekers in strafzaken en de noodzaak voor de instanties om mededelingen tijdig te doen, vooral in situaties waarin de verzoeker geen vaste woon- of verblijfplaats heeft. Het hof heeft de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij het bedrag van de schadevergoeding aan de verzoeker moet worden betaald door de Staat.