ECLI:NL:GHAMS:2017:1571
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- M. Röttgering
- A. Iedema
- J. Leenaers
- Rechtspraak.nl
Verzoek om schadevergoeding na niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in verband met alcoholslotprogramma
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 26 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot schadevergoeding van een gewezen verdachte, appellante, na de niet-ontvankelijkverklaring van het Openbaar Ministerie in haar strafzaak. De rechtbank Noord-Holland had op 20 juni 2016 geoordeeld dat het verzoekschrift niet tijdig was ingediend, waardoor appellante niet-ontvankelijk werd verklaard. Het hof heeft echter vastgesteld dat het verzoekschrift wel degelijk tijdig was ingediend, aangezien de strafzaak pas op 18 november 2015 onherroepelijk was beëindigd. Hierdoor was appellante ontvankelijk in haar verzoek.
Het hof heeft vervolgens de inhoud van het verzoek beoordeeld, waarin appellante een schadevergoeding van in totaal € 12.538,81 vroeg voor verschillende kosten, waaronder rechtsbijstand en schade door tijdverzuim. De advocaat-generaal had geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van appellante, omdat de zaak niet was geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel, en omdat er geen gronden van billijkheid zouden zijn voor toekenning van de vergoeding. Het hof oordeelde echter dat de bestuursrechtelijke procedure tegen appellante niet onder het begrip 'zaak' valt zoals bedoeld in artikel 591a Sv, en dat de strafzaak was geëindigd zonder oplegging van straf.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en appellante een schadevergoeding van € 830,00 toegekend voor de kosten van het opstellen en indienen van het verzoekschrift. Het hof wees het overige verzoek af, omdat er geen gronden van billijkheid waren voor vergoeding van de overige kosten die appellante had gemaakt in het kader van de strafzaak en de klaagschriftprocedure. De uitspraak is gedaan door de meervoudige raadkamer van het Gerechtshof Amsterdam, met de voorzitter en griffier aanwezig, en is op 26 april 2017 openbaar uitgesproken.