ECLI:NL:GHAMS:2017:1491

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
23-002881-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan poging tot diefstal in vereniging met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident op 18 april 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten naar een bedrijfspand in Amsterdam was gegaan met de intentie om goederen te stelen. De verdachte zou op de uitkijk hebben gestaan terwijl de medeverdachten probeerden in te breken door middel van braak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar wel als behulpzaam bij het misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het eerdere strafblad van de verdachte.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-002881-16
datum uitspraak: 20 april 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 27 juli 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-081649-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading onder zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met zijn mededader(s) naar de [adres 2] is/zijn gegaan, waarna hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (vervolgens) via een ladder naar voornoemd bedrijfspand op de eerste etage is/zijn geklommen en/of (vervolgens) (met een hamer, althans met een hard en/of zwaar voorwerp,) twee, in elk geval een of meer, ra(a)m(en) van voornoemd bedrijfspand heeft/hebben ingeslagen en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans een of meer anderen, op of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar en/of een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld van zijn/hun gading, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/die ander(en) en/of verdachte, en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) en/of dat geld van zijn/hun gading onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming,
met zijn/hun mededader(s) naar de [adres 2] is/zijn gegaan, waarna , die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans die ander(en) (vervolgens) via een ladder naar voornoemd bedrijfspand op de eerste verdieping is/zijn geklommen en/of (vervolgens) (met een hamer, althans met een hard en/of zwaar voorwerp) twee, in elk geval een of meer keer, ra(a)m(en) van voornoemd bedrijfspand heeft/hebben ingeslagen en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar op de uitkijk te staan.
meer subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee, in elk geval een of meer, ra(a)m(en) van een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt.
uiterst subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2], althans een of meer anderen, op of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met elkaar en/of een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk twee, in elk geval een of meer, ra(a)m(en) van een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2], in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [bedrijf], in elk geval een ander of anderen dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] en/of die ander(en) en/of verdachte, heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks 18 april 2016 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar op de uitkijk te staan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] op 18 april 2016 te Amsterdam, ter uitvoering van het door hen voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met elkaar, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de [adres 2] weg te nemen goederen en/of geld van hun gading toebehorende aan [bedrijf], en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en die weg te nemen goederen en/of dat geld van hun gading onder hun bereik te brengen door middel van braak, naar de [adres 2] zijn gegaan, waarna, die [medeverdachte 1] via een ladder naar voornoemd bedrijfspand op de eerste verdieping is geklommen en vervolgens twee ramen van voornoemd bedrijfspand heeft ingeslagen en geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid,
bij en tot het plegen van welk misdrijf verdachte op 18 april 2016 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest door toen en daar op de uitkijk te staan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat de in de tenlastelegging bedoelde handelingen van
[medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] niet anders kunnen worden geduid dan als een poging om in samenwerking met elkaar goederen en/of geld weg te nemen uit de in de tenlastelegging bedoelde kringloopwinkel. Dat de goederen die in een dergelijke winkel worden verhandeld vaak geen grote waarde vertegenwoordigen leidt niet tot een andere conclusie.
Met de advocaat en de advocaat-generaal is het hof vervolgens van oordeel dat de verdachte niet als medepleger van voormeld misdrijf kan worden aangemerkt nu de omstandigheid dat hij op de uitkijk stond hiervoor onvoldoende grond vormt en andere aanwijzingen in het dossier ontbreken.
Wel is hij door zo te handelen behulpzaam geweest bij dit door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] gepleegde misdrijf, hetgeen leidt tot de conclusie dat het hem subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
medeplichtigheid aan poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 (twee) uren per dag, subsidiair 40 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het subsidiair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging in verzekering heeft doorgebracht.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan medeplichtigheid aan een poging tot inbraak bij een kringloopwinkel door op de uitkijk te staan. Dit is een ergerlijk feit, waarmee overlast is veroorzaakt. De verdachte heeft aangetoond dat hij geen enkel respect heeft voor andermans eigendom.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 22 maart 2017 is de verdachte eerder onherroepelijk veroordeeld.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 45, 48 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Spreekt de verdachte vrij van het hem primair ten laste gelegde.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 30 (dertig) dagen
hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D.E.C. Velthuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 april 2017.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.