In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1992, was beschuldigd van medeplichtigheid aan een poging tot diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof een incident op 18 april 2016, waarbij de verdachte samen met medeverdachten naar een bedrijfspand in Amsterdam was gegaan met de intentie om goederen te stelen. De verdachte zou op de uitkijk hebben gestaan terwijl de medeverdachten probeerden in te breken door middel van braak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte niet als medepleger kan worden aangemerkt, maar wel als behulpzaam bij het misdrijf. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde, maar het subsidiair ten laste gelegde bewezen verklaard. De verdachte is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze taakstraf niet naar behoren wordt verricht. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan in overweging genomen, evenals het eerdere strafblad van de verdachte.