ECLI:NL:GHAMS:2017:1490

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
20 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
23-003393-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake het voorhanden hebben van hennepplanten en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 20 april 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen van hennepplanten en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewijsbeslissing kwam. De verdachte werd vrijgesproken van de diefstal van elektriciteit, omdat niet kon worden bewezen dat hij hiervan op de hoogte was of betrokken was. Het hof achtte echter wel bewezen dat de verdachte opzettelijk ongeveer 755 hennepplanten voorhanden had in een pand in Amsterdam. Het hof oordeelde dat de verdachte niet alleen wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepplantage, maar ook beschikkingsmacht had over het pand, aangezien hij het gehele pand huurde. De verdachte werd veroordeeld tot een taakstraf van 120 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien deze niet naar behoren werd verricht. Het hof hield rekening met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het was begaan en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De op te leggen straf was gebaseerd op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

afdeling strafrecht
parketnummer: 23-003393-16
datum uitspraak: 20 april 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-130276-16 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1968,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 6 april 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of verwerkt en/of bewerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2]) ongeveer 755 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven derde(n) in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk hebben/heeft geteeld en/of bereid en/of verwerkt en/of bewerkt, althans opzettelijk aanwezig heeft/hebben gehad (in een pand aan de [adres 2]), ongeveer 755 hennepplanten, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar (op verzoek van (een van) die onbekend gebleven derde(n)) het huurcontract van het pand [adres 2] 402h te Amsterdam op zijn naam/de naam van zijn bedrijf te hebben en/of in de ruimte die was gelegen boven de kelder waarin zich de hennepplanten bevonden een bedrijf uit te oefenen en/of (kantoor)werkzaamheden uit te voeren en/of in die ruimte te verblijven/aanwezig te zijn, en/of (aldus) voor de buitenwereld/derden een legaal/onverdacht aanzien van het gebruik van het pand te creëren (een dekmantel).
2:
hij in of omstreeks de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
een of meer onbekend gebleven derde(n) in de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam, tezamen en in vereniging, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft/hebben weggenomen een (grote) hoeveelheid elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorend aan Liander, in elk geval aan een ander of anderen dan aan die derde(n) en/of verdachte,
bij en/of tot het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft door toen en daar (op verzoek van (een van) die onbekend gebleven derde(n)) het huurcontract en/of het energieleveringscontact terzake/voor het pand [adres 2] 402h te Amsterdam op zijn naam/de naam van zijn bedrijf te hebben en/of in dat pand een bedrijf uit te oefenen en/of (kantoor)werkzaamheden uit te voeren en/of in dat pand te verblijven/aanwezig te zijn en/of (aldus) voor de buitenwereld/derden een legaal/onverdacht aanzien van het gebruik van het pand te creëren (een dekmantel).
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewijsbeslissing komt dan de politierechter.

Vrijspraak feit 2 primair en subsidiair

Uit de aangifte van [aangever] namens [bedrijf] blijkt dat ten behoeve van de hennepkwekerij die op 23 juni 2016 is aangetroffen in het pand aan de [adres 2] 402 te Amsterdam gedurende enige tijd op illegale wijze een grote hoeveelheid elektriciteit van het net is afgenomen.
Het hof is met de verdediging van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte van de diefstal van die elektriciteit wist en daarbij in enige hoedanigheid betrokken is geweest. Het hof zal de verdachte dan ook vrijspreken van zowel het onder 2 primair, als subsidiair ten laste gelegde.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij in de periode van 1 januari 2016 tot en met 23 juni 2016 te Amsterdam, opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand gelegen aan de [adres 2]) ongeveer 755 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair tenlastegelegde en heeft samengevat het volgende aangevoerd:
  • betrokkenheid bij het telen, bereiden en/of verwerken van hennepplanten kan niet worden bewezen, nu de verdachte enkel wetenschap had van de plantage. Het dossier biedt voor verdere betrokkenheid bij het telen van deze planten geen concreet bewijs;
  • evenmin kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het aanwezig hebben van hennepplanten, nu op geen enkel moment is gebleken van beschikkingsmacht. Het feit dat hij een keer het licht heeft uitgedaan wijst daar niet op. De verdachte mocht slechts gebruiken maken van het kantoor;
Het hof overweegt als volgt.
Op 23 juni 2016 is in een kelder van een bedrijfspand aan de [adres 2] te Amsterdam een hennepplantage aangetroffen. Deze kelder is te bereiken via een trap. De kelder was toegankelijk met een deur die niet op slot zat. De verdachte werd aangetroffen in de keuken van het bedrijfspand. Het hof leidt uit de verklaring van de verdachte in eerste aanleg af dat de verdachte het kantoorpand kon huren waarbij de huur voor hem zou worden betaald, terwijl in de kelderruimte (naar het hof begrijpt: door anderen) een hennepkwekerij zou worden opgezet.
Uit voormelde feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de te bezigen bewijsmiddelen leidt het hof af dat de verdachte niet slechts wetenschap had van de aanwezigheid van de betreffende plantage maar daarover ook beschikkingsmacht had. Immers, het gehele pand werd door hem gehuurd en hij had ook toegang tot alle gedeelten daarvan.
Op grond van deze feiten en omstandigheden is het hof van oordeel dat het tenlastegelegde voorhanden hebben van de betreffende hennepplanten wettig en overtuigend is bewezen.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het onder 1 bewezenverklaarde telen van hennepplanten en de onder 2 bewezen verklaarde diefstal van elektriciteit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, bij niet verrichten te vervangen door 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf als door de rechter in eerste aanleg opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft gedurende enige tijd een grote hoeveelheid hennepplanten voorhanden gehad in een bedrijfspand waarvan hij de huur vergoed kreeg. Gezien de hoeveelheid aangetroffen planten, te weten ongeveer 755 stuks gaat het hof er van uit dat de hennep voor verdere verspreiding was bedoeld. Het gebruik van hennep kan schadelijke gevolgen meebrengen voor de gezondheid van gebruikers. Bovendien leidt de aanwezigheid van hennepplanten in een hoeveelheid als waarvan sprake is tot een negatieve criminele uitstraling.
Gelet op deze omstandigheden is in beginsel een hogere taakstraf dan is gevorderd door de advocaat-generaal en opgelegd door de politierechter op zijn plaats.
In de –gewijzigde- persoonlijke omstandigheden van de verdachte als ter terechtzitting in hoger beroep gebleken en het tijdsverloop sinds het bewezenverklaarde feit ziet het hof aanleiding te volstaan met
een taakstraf van na te melden duur die passend en geboden wordt geacht.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
60 (zestig) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. A.D.R.M. Boumans en mr. F.M.D. Aardema, in tegenwoordigheid van mr. D.E.C. Velthuis, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 20 april 2017.
Mr. A.D.R.M. Boumans is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.