ECLI:NL:GHAMS:2017:1462

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 april 2017
Publicatiedatum
21 april 2017
Zaaknummer
200.193.534/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een scheidsrechtelijk vonnis in hoger beroep met betrekking tot bevoegdheid van het gerechtshof

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om de vernietiging van een scheidsrechtelijk vonnis in hoger beroep. De eiseres, [X] Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V., had een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt op 12 december 2013, wat voor de datum van 1 januari 2015 viel. Het hof overwoog dat, gezien deze datum, de rechtbank Amsterdam in beginsel de bevoegde instantie was om van de vordering tot vernietiging van het scheidsrechterlijk vonnis kennis te nemen. Het hof had eerder op 14 februari 2017 een tussenarrest gewezen en partijen de gelegenheid gegeven om zich over de (on)bevoegdheid van het hof uit te laten. Beide partijen gaven aan zich te refereren aan het oordeel van het hof.

Uiteindelijk verklaarde het hof zich onbevoegd om van de zaak kennis te nemen en verwees de zaak naar de rechtbank Amsterdam voor verdere behandeling. Dit arrest werd uitgesproken op 18 april 2017 door de rolraadsheer. De beslissing van het hof was gebaseerd op artikel 73 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, dat de procedure voor verwijzing naar de rechtbank regelt. De partijen werden geïnformeerd over de noodzaak om de rechtbank gezamenlijk in kennis te stellen van de dag waarop zij de zaak aldaar wilden indienen.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.193.534/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 18 april 2017
(bij vervroeging)
inzake
[X] BOUW- EN AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. A. F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
MUSEUM HOTEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna wederom [X] en Museum Hotel genoemd.
In deze zaak is door het hof op 14 februari 2017 een tussenarrest gewezen (hierna: het tussenarrest). Voor het verloop van het geding tot die datum wordt naar het tussenarrest verwezen.
Vervolgens hebben partijen gelijktijdig een akte genomen.
Ten slotte hebben partijen andermaal arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling van de bevoegdheid

2.1
Het hof heeft in 3.3 van het tussenarrest met betrekking tot zijn bevoegdheid overwogen, samengevat, dat gelet op het feit dat [X] de in geding zijnde arbitrageprocedure aanhangig heeft gemaakt op 12 december 2013, derhalve voor 1 januari 2015, in beginsel niet het gerechtshof Amsterdam maar de rechtbank Amsterdam de bevoegde instantie is om van de vordering tot vernietiging van het scheidsrechterlijk vonnis in appel kennis te nemen. Voorts heeft het hof, alvorens te beslissen tot verwijzing naar de rechtbank Amsterdam, partijen in de gelegenheid gesteld zich gelijktijdig bij akte over de (on)bevoegdheid van dit hof uit te laten.
2.2
Elk van partijen heeft bij akte kenbaar gemaakt zich aan het oordeel van het hof te refereren.
2.3
Het hof zal zich derhalve onbevoegd verklaren van de zaak kennis te nemen en de zaak, gelet op het bepaalde in artikel 73 Rv, in de stand waarin deze zich bevindt verwijzen naar de rechtbank Amsterdam. Indien partijen de rechtbank Amsterdam niet gezamenlijk schriftelijk in kennis stellen van de dag waarop zij de zaak aldaar willen doen dienen, is het aan een der partijen om, overeenkomstig artikel 74 lid 1 Rv, de overige partij(en) op te roepen tegen de dag waarop zij de zaak aldaar ter rolle wil doen dienen.
3. De beslissing
Het hof:
verklaart zich onbevoegd van de zaak kennis te nemen;
verwijst de zaak, in de stand waarin deze zich bevindt, ter verdere behandeling en beslissing naar de rechtbank Amsterdam.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, J.C.W. Rang en E.M. Polak, en in het openbaar uitgesproken op 18 april 2017 door de rolraadsheer.