ECLI:NL:GHAMS:2017:461

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
14 februari 2017
Publicatiedatum
17 februari 2017
Zaaknummer
200.193.534/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het gerechtshof in arbitragezaken en verwijzing naar rechtbank

In deze zaak heeft [X] Bouw- en Aannemingsbedrijf B.V. hoger beroep ingesteld tegen een scheidsrechterlijk vonnis van de Raad van Arbitrage voor de Bouw. Het geschil betreft de bevoegdheid van het gerechtshof Amsterdam om kennis te nemen van de vordering tot vernietiging van het scheidsrechterlijk vonnis. De vordering is ingesteld op 12 december 2013, wat betekent dat de rechtbank Amsterdam in principe bevoegd is, aangezien de nieuwe regels omtrent arbitrage pas op 1 januari 2015 in werking zijn getreden. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de (on)bevoegdheid van het hof, alvorens een beslissing te nemen over de verwijzing naar de rechtbank. Het hof heeft de zaak verwezen naar de rol van 7 maart 2017 voor het nemen van akten door partijen. De beslissing om de zaak aan te houden is genomen om ervoor te zorgen dat alle relevante argumenten over de bevoegdheid worden overwogen voordat het hof verder gaat met de behandeling van de zaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer: 200.193.534/01
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 14 februari 2017
(bij vervroeging)
inzake
[X] BOUW- EN AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
eiseres,
advocaat: mr. A. F.J. Jacobs te Amsterdam,
tegen
MUSEUM HOTEL B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding in hoger beroep

Partijen worden hierna [X] en Museum Hotel genoemd.
[X] heeft bij dagvaarding van 2 juni 2016 Museum Hotel gedagvaard voor het gerechtshof Amsterdam naar aanleiding van het tussen partijen gewezen scheidsrechterlijk vonnis in hoger beroep van de Raad van Arbitrage voor de Bouw van 2 maart 2016 (hierna: het scheidsrechterlijk vonnis in appel), onder zaaknummer 71.983 gewezen tussen haar als geïntimeerde in principaal appel, tevens appellante in incidenteel appel en Museum Hotel als appellante in principaal appel tevens geïntimeerde in incidenteel appel. Op de eerst dienende dag heeft [X] producties in het geding gebracht.
Vervolgens heeft Museum Hotel een memorie van antwoord met producties ingediend.
[X] heeft geconcludeerd, kort gezegd, dat het hof bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard arrest het scheidsrechterlijk vonnis in appel zal schorsen, althans partieel zal vernietigen, met beslissing over de proceskosten.
Museum Hotel heeft geconcludeerd tot bekrachtiging, met beslissing over de proceskosten, uitvoerbaar bij voorraad.
2. De feiten
De feiten, zoals vastgesteld in het scheidsrechterlijk vonnis in appel, zijn in deze procedure niet in geschil, zodat ook het hof daarvan zal uitgaan.

3.Bevoegdheid

3.1
[X] beroept zich voor de bevoegdheid van dit hof op artikel 1064a lid 1 Rv, dat bepaalt dat de vordering tot vernietiging wordt ingesteld bij het gerechtshof van het ressort waarin de plaats van arbitrage is gelegen, in dit geval de statutaire vestigingsplaats van de Raad van Arbitrage voor de Bouw te Amsterdam.
3.2
Hoewel Museum Hotel de bevoegdheid van dit hof niet bestrijdt, dient het hof ambtshalve na te gaan of het bevoegd is van deze zaak kennis te nemen.
3.3
Het door [X] ingeroepen artikel 1064a Rv, dat per 1 januari 2015 in werking is getreden, is ingevolge artikel IV lid 1 van de Wet van 2 juni 2014 tot wijziging van Boek 3, Boek 6 en Boek 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in verband met de modernisering van het Arbitragerecht van toepassing op arbitrages die aanhangig zijn geworden op of na de datum van inwerkingtreding van die wet. Op arbitrages die aanhangig zijn of waren voor de datum van inwerkingtreding van voornoemde wet, blijft ingevolge artikel IV lid 2 van die wet het Vierde Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van toepassing, zoals dat voor 1 januari 2015 gold. [X] heeft de in geding zijnde arbitrageprocedure aanhangig gemaakt op 12 december 2013, derhalve voor 1 januari 2015. Dit betekent dat in beginsel niet het gerechtshof Amsterdam maar de rechtbank Amsterdam de bevoegde instantie is om van de vordering tot vernietiging van het scheidsrechterlijk vonnis in appel kennis te nemen.
3.4
Alvorens te beslissen tot verwijzing naar de rechtbank Amsterdam stelt het hof partijen in de gelegenheid zich gelijktijdig bij akte over de (on)bevoegdheid van dit hof uit te laten. Partijen wordt verzocht hun conceptakte uiterlijk een week voor de hierna te noemen roldatum aan de wederpartij toe te zenden, opdat partijen desgewenst over en weer reeds bij voorbaat op elkaars akte kunnen reageren. Er zal in beginsel geen gelegenheid worden gegeven voor een antwoordakte.

4.De beslissing

Het hof:
verwijst de zaak daartoe naar de rol van 7 maart 2017 voor het gelijktijdig nemen door partijen van de hiervoor onder 3.4 bedoelde akte;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.M. Aarts, J.C.W. Rang en E.M. Polak, en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2017 door de rolraadsheer.