Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, met bijlagen (producties 13 tot en met 16);
- de stukken van de procedure in eerste aanleg, waaronder het proces-verbaal van de zitting van 12 januari 2017;
- de brieven van de bewindvoerder van 17 maart 2017, met bijlage en 27 maart 2017, met bijlage;
- het verweerschrift van PTIF van 24 maart 2017, met bijlagen (producties 1 tot en met 35);
- brief van Capricorn c.s. van 22 maart 2017;
- brieven van PTIF van 17 maart, 24 maart en 27 maart 2017;
- de zienswijze van de bewindvoerder van 27 maart 2017, met bijlagen (producties 1 tot en met 12);
- nadere stukken van Citicorp (producties 17 tot en met 23, alsmede producties 24 tot en met 26) ingediend bij brieven van 27 maart en 28 maart 2017;
- de brief van de bewindvoerder van Oi Coop van 28 maart 2017;
- de brief van Citadel en Monarch van 28 maart 2017;
- nadere stukken van PTIF (producties 36 tot en met 39, alsmede productie 40 tot en met 42) ingediend bij brieven van 28 maart en 29 maart 2017.
2.De mondelinge behandeling in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De zienswijze van de bewindvoerder
werkmodusdie als uitgangspunt heeft dat de bewindvoerder voldoende tijd krijgt om een mening te vormen ten aanzien van de voorgenomen filings. Nu moet de bewindvoerder zelf uitzoeken welke filings er in Brazilië zijn gedaan en of de belangen van de schuldeisers van PTIF daardoor zijn geschonden. PTIF heeft de bewindvoerder bericht dat er serieuze gesprekken en onderhandelingen met de schuldeisers worden gevoerd. Daarbij zou ook met vertegenwoordigers van de International Bondholder Committee (IBC) worden gesproken en onderhandeld. Op 15 maart 2017 heeft IBC echter een brief gestuurd aan de besturen van Oi S.A., PTIF en Oi Coop (met een kopie aan de bewindvoerder alsmede aan de bewindvoerder van Oi Coop) waaruit blijkt dat er geen sprake is van constructieve onderhandelingen. Het op 22 maart 2017 door de Oi Groep aangekondigde aangepaste (ontwerp-)RJ akkoord is op 24 maart 2017 door drie groepen van schuldeisers die gezamenlijk een bedrag van € 6 miljard aan vorderingen vertegenwoordigen, als onaanvaardbaar van de hand gewezen. Dit blijkt uit het persbericht van 24 maart 2017 van de desbetreffende schuldeisers (bijlage 12 bij de zienswijze). Door lang te wachten met de voorbereidingen voor de stemming over het Nederlandse akkoord op 18 mei 2017 dreigt deze ofwel een chaos te worden ofwel kan deze in het geheel geen doorgang vinden. PTIF lijkt hierop bewust aan te sturen om zo een verlenging van de (voorlopig) verleende surséance van betaling te verkrijgen een daarmee tijd te winnen in Brazilië. Tegen deze verlenging bestaan bij de schuldeisers ernstige bezwaren. Hiermee laat PTIF na wat naar het oordeel van de bewindvoerder moet worden gedaan in het belang van de boedel en de schuldeisers van PTIF. Als de Oi Groep er in zou slagen in Brazilië een meerderheid achter het RJ akkoord te krijgen, dan krijgt PTIF niets betaald op haar intercompany vordering en worden de schuldeisers benadeeld. Sinds het geven van de bestreden beschikking is nog duidelijker geworden dat PTIF niets zal ondernemen ten aanzien van de intercompany vordering en dat zij de verzoeken van de bewindvoerder en zijn aanwijzingen om daar in het voordeel van de boedel anders mee om te gaan naast zich neerlegt. Ook nu de tijd begint te dringen voor het indienen van de vorderingen en de stemming over het Nederlandse akkoord wordt de voor de bewindvoerder noodzakelijke informatie nog immer niet verschaft.
5.De beoordeling
"as the restructuring process further develops and the information you require as the Administrator becomes available"van een passieve, afwachtende houding van het bestuur van PTIF die zich de financiële consequenties van het naderend RJ akkoord laat welgevallen zonder, zoals van het bestuur mag worden verwacht, zich, in het belang van de boedel, in samenspraak met de bewindvoerder te beraden over de gevolgen van het voorgenomen RJ akkoord en daarvoor actief de nodige informatie te vergaren en met de bewindvoerder te delen.
6.De beslissing
- geeft last aan de curator tot het openen van de aan PTIF gerichte brieven en telegrammen;
- veroordeelt PTIF in de proceskosten in beide instanties, in eerste aanleg aan de zijde van Citicorp begroot op € 619,= aan verschotten en op € 904,= voor salaris van de advocaat en in hoger beroep tot aan deze uitspraak aan de zijde van Citicorp begroot op € 716,= aan verschotten en op € 1.788,= voor salaris van de advocaat;