3.2.Kort gezegd gaat het in deze zaak om het volgende.
3.2.1.Op 9 juli 2008 is de vader van klagers (hierna: de vader) overleden. Blijkens zijn testament van 15 februari 1982 heeft de vader, die in algehele gemeenschap van goederen was gehuwd met de moeder van klagers (hierna: de moeder), als zijn erfgenamen achtergelaten zijn vier kinderen, te weten klagers, [naam] (hierna: [mevrouw X] ) en [naam] (hierna: [de heer Y] ), alsmede de moeder. Ingevolge zijn testament was de wettelijke verdeling van artikel 4:13 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) niet van toepassing op zijn nalatenschap.
3.2.2.De erfgenamen van de vader hebben de nalatenschap van de vader zuiver aanvaard. Bij akten van 8 april 2011 en 6 mei 2011 is ten overstaan van destijds notaris mr. [naam] de door het overlijden van de vader ontbonden huwelijksgemeenschap en de daarin vervatte nalatenschap van de vader verdeeld. Blijkens de akte van verdeling van 6 mei 2011 (onder het kopje ‘in te brengen waarde’, pagina 12) zou de door de kinderen van de vader wegens toedeling in te brengen waarde niet worden verrekend met hun erfdeel, zodat zij hun vordering (ieder ten bedrage van € 119.759,-) op de moeder zouden behouden. Verder was de moeder blijkens deze akte (pagina 13) aan klagers en [mevrouw X] krachtens een schenking in totaal een bedrag van € 167.619,25 schuldig (onmiddellijk zonder ingebrekestelling opeisbaar bij onder meer overlijden van de moeder).
3.2.3.De moeder is op 21 oktober 2014 overleden. Zij heeft bij testament van 27 september 2010 en bij aanvullend testament van 16 augustus 2011 over haar nalatenschap beschikt. Daarbij heeft zij – onder meer en voor zover hier relevant – klagers, [mevrouw X] en [de heer Y] als haar erfgenamen aangewezen (hierna gezamenlijk te noemen: de erfgenamen) en de notaris benoemd tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder. Tot de nalatenschap van de moeder behoren diverse registergoederen (hierna: de registergoederen).
3.2.4.De notaris heeft haar taak als executeur-afwikkelingsbewindvoerder aanvaard.
3.2.5.Bij afzonderlijke e-mailberichten van 17 november 2014 heeft een kantoorgenoot namens de notaris de erfgenamen geadviseerd de nalatenschap van de moeder beneficiair te aanvaarden in verband met eventuele claims vanwege de slechte staat van de registergoederen (en de zekere aanwezigheid van asbest). Voorts is bij die e-mailberichten aan de erfgenamen verzocht tot het verstrekken van (een deel van) de documenten zoals omschreven op het bijgevoegde lijstje.
3.2.6.Op 19 januari 2015 hebben de erfgenamen de nalatenschap van de moeder beneficiair aanvaard.
3.2.7.Bij brief van 21 april 2015 heeft mr. Van den Heuvel onder meer het volgende aan de notaris bericht:
“Uit de informatie van de zijde van mijn cliënten[klagers]
moet ik afleiden dat de afwikkeling, ondanks Uw inspanningen om partijen op één lijn te krijgen, in een impasse verkeert.
Een gerechtelijke procedure waartoe mijn cliënten mij opdracht willen geven, zou die kunnen doorbreken. Graag verneem ik van U.”
3.2.8.Bij brief van 27 april 2015 heeft de notaris onder meer het volgende aan mr. Van den Heuvel meegedeeld:
“Kort na het overlijden zijn er met alle erfgenamen gesprekken geweest en hebben zij hun wensen inzake de afwikkeling (..) kenbaar kunnen maken. Nadat deze gesprekken zijn afgerond en mede ook gezien de door mij nadien ontvangen e-mails, was al snel duidelijk dat de erfgenamen niet op 1 lijn zaten en ook niet zouden komen. Derhalve is door mij besloten om de verkoopprocedure van de onroerende goederen in gang te zetten. (..)
Kort daarop is door de broer van uw cliënten, de heer [de heer Y] , een mondelinge pachtovereenkomst geclaimd en heeft hij aangegeven interesse te hebben in de verwerving van (enkele) onroerende zaken. (..)
Ook heeft de zus van uw cliënten, mevrouw [mevrouw X] , samen met uw cliënte [naam] , een bod uitgebracht.
Naar aanleiding van de hiervoor geschetste gebeurtenissen, heb ik het volgende besloten:
1. er zal een tweede taxatie worden uitgevoerd door (..). Er is hen gevraagd rekening te houden met de situatie zonder pacht en met pacht
2. er zal aan (..) worden gevraagd om zijn taxatierapport aan te vullen in verband met de door [de heer Y] geclaimde pachtovereenkomst;
3. er is aan de adviseur van [de heer Y] gevraagd om duidelijkheid omtrent enkele door hem gestelde punten, zodat ik de overige erfgenamen op de hoogte kan stellen van de specificatie omtrent de door hem geclaimde pacht, en hen kan vragen of zij de mondelinge pachtovereenkomst al dan niet erkennen;
4. Er wordt een procedure opgestart voor een verkoop bij inschrijving binnen de familie. (..)
5. Na ontvangst van de biedingen zal door mij besloten worden of overgegaan kan worden tot gunning of dat een openbare verkoop zal worden opgestart, waarbij het belang van de nalatenschap voorop zal staan.”
3.2.9.Bij e-mail van 28 april 2015 heeft mr. Van den Heuvel onder meer geantwoord:
“Tot andersluidend bericht mijnerzijds dient U er van uit te gaan dat mijn cliënten van oordeel zijn dat U niet bevoegd bent de goederen van de nalatenschap te gelde te maken en dat U evenmin bevoegd bent te beslissen over, zoals U het zegt, de mondelinge pachtovereenkomst claim (..).
Mijn vragen zijn de volgende. (..)
Vanwege de dringende aard van de zaak en de door U aangekondigde acties (ten aanzien waarvan het naar dezerzijds standpunt niet vast staat dat U er toe bevoegd bent) zie ik Uw antwoord op de onderhavige e-mail uiterlijk op (..) tegemoet (..).”
3.2.10.Nadien hebben de notaris en mr. Van den Heuvel over en weer met elkaar gemaild over onder meer de verkoop van de registergoederen en de asbestvervuiling. Bij e-mail van 29 mei 2015 heeft de notaris de erfgenamen door middel van biedingsformulieren in de gelegenheid gesteld om de registergoederen te kopen. Deze biedingsformulieren dienden uiterlijk 1 juli 2015 in een gesloten envelop te worden afgeleverd bij het kantoor van de notaris.
3.2.11.Op 5 juni 2015 heeft mr. Van den Heuvel per e-mail aan de notaris verzocht om een bevestiging dat (i) de notaris de verdeling respectievelijk verkoop van de onverdeelde nalatenschap van de moeder zou opschorten tot de rechter onherroepelijk uitspraak zou hebben gedaan over de vraag of [de heer Y] al dan niet pachter van (een deel van) die zaken is (procedure door klagers aanhangig gemaakt op 3 juni 2015) en (ii) de notaris zonder uitstel de nodige actie zou ondernemen ter verwijdering (indien nodig volgens de geldende regelgeving) van asbest en ter opheffing van de asbestvervuiling.
3.2.12.De notaris heeft bij e-mail van 10 juni 2015 aan mr. Van den Heuvel – kort samengevat – bericht dat zij de ingezette verkoop bij inschrijving binnen de familie niet zal opschorten en dat zij geen aanwijzingen heeft dat sprake zou zijn van een acute noodzaak om de asbest te verwijderen maar dat zij – teneinde voor eens en voor altijd duidelijkheid te verkrijgen – daarnaar een onderzoek zal laten instellen. Bij e-mail van 12 juni 2015 heeft de notaris voormeld standpunt gehandhaafd.
3.2.13.Op 18 juni 2015 hebben klagers de notaris in kort geding gedagvaard en daarbij gevorderd de notaris te verbieden de registergoederen te verdelen of te verkopen zolang die niet van asbestbesmetting zijn gesaneerd en de gewone rechter niet onherroepelijk zal hebben beslist of die registergoederen zijn gepacht door [de heer Y] . De mondelinge behandeling van dit kort geding is uiteindelijk bepaald op 8 juli 2015.
3.2.14.Op 2 juli 2015 is de notaris uit informatie van de Belastingdienst gebleken dat het saldo van de nalatenschap van de moeder negatief is. De Belastingdienst heeft de notaris op die dag telefonisch meegedeeld dat de erfgenamen vorderingen hebben op de moeder uit hoofde van de afwikkeling van de nalatenschap van de moeder tot een totaal bedrag van € 448.720,80.
3.2.15.Bij brief van 6 juli 2015 heeft de notaris aan de rechtbank [plaats] (hierna: de rechtbank) onder meer het volgende bericht:
Ingevolge artikel 4:199 lid 2 Burgerlijk Wetboek dient ten spoedigste aan de kantonrechter te worden medegedeeld dat de schulden der beneficiair aanvaarde nalatenschap de baten overtreffen. Op 2 juli jongstleden is gebleken dat het saldo van bovengenoemde nalatenschap negatief is.
Ingevolge artikel (..) dient de nalatenschap (..) te worden vereffend, waardoor, (..), mijn taak als executeur eindigt.
Te uwer informatie voeg ik hierbij de boedelstaat met taxatierapport waaruit blijkt van het negatief saldo.”
3.2.16.Bovenvermelde brief heeft de notaris op 6 juli 2015 aan de erfgenamen toegestuurd. Op diezelfde dag heeft de notaris op vragen van mr. Van den Heuvel per e-mail(s) onder meer het volgende bericht:
“(..) de volledige aanslag erfbelasting is met mij telefonisch doorgenomen. Het bedrag van€ 448.720,80 is het uiteindelijke totale bedrag aan vorderingen die de kinderen nog hebben uit hoofde van hun vaders erfdeel.”
3.2.17.Bij beschikking van de rechtbank van 10 augustus 2015 (hierna: de beschikking) heeft de kantonrechter onder meer verstaan dat is voldaan aan de verplichting als bedoeld in artikel 4:199 lid 2 BW en aan de erfgenamen als vereffenaars de aanwijzing gegeven om een (andere) vereffenaar te laten benoemen door de rechtbank, team Handelsrecht, locatie [plaats] . Tegen deze beschikking is geen hoger beroep ingesteld.