Uitspraak
1.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof Amsterdam
In deze zaak heeft klager, de zoon van de overleden moeder, een klacht ingediend tegen de notaris en zijn notarisklerk. Klager stelt dat de notarisklerk onzorgvuldig heeft gehandeld bij de afwikkeling van de nalatenschap van zijn moeder, die op 19 augustus 2014 is overleden. De klacht omvat vier onderdelen: schending van de geheimhoudingsplicht, tekortkomingen in de informatieplicht, slordigheidsfouten in de conceptakten en een onjuiste vermelding in het verweerschrift van de notaris. De kamer voor het notariaat heeft alle onderdelen van de klacht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. Klager had de nalatenschap beneficiair aanvaard, terwijl zijn vader en broers deze zuiver hadden aanvaard. De notarisklerk had meerdere conceptakten opgesteld, waarop klager meer dan honderd opmerkingen had gemaakt. De notaris heeft in zijn verweer gesteld dat hij niet in strijd heeft gehandeld met zijn geheimhoudingsplicht en dat hij de andere erfgenamen moest informeren over de bezwaren van klager. Het hof oordeelt dat de notaris niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld en bevestigt de beslissing van de kamer.