ECLI:NL:GHAMS:2017:1219

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
23-002819-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van het alternatieve scenario in een diefstalzaak met betrekking tot een lokfiets

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in 1980 en thans gedetineerd, was in hoger beroep gegaan tegen een eerdere veroordeling voor diefstal van een lokfiets en het voorhanden hebben van een vlindermes. De tenlastelegging omvatte twee punten: de diefstal van een fiets, merk Cortina L4, toebehorende aan de Politie Eenheid Amsterdam, en het voorhanden hebben van een wapen van categorie I, te weten een vlindermes, op 3 juli 2016 te Amsterdam. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 maart 2017 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, stellende dat er ruimte was voor een alternatieve verklaring voor de feiten. De verdachte had verklaard dat hij de fiets had geleend van een kennis, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte kort na het in beweging komen van de lokfiets was aangehouden, en dat er onvoldoende onderbouwing was voor het alternatieve scenario. Het hof achtte de verdachte wettig en overtuigend schuldig aan de tenlastegelegde feiten en vernietigde het vonnis waarvan beroep. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van tien dagen, met aftrek van voorarrest. Tevens werd de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, gezien de recente oplegging van de maatregel van ISD aan de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002819-16
Datum uitspraak: 28 maart 2017
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 8 juli 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 13-702207-16 en 13-004048-13 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
[adres],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 14 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 03 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een fiets (merk Cortina L4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Politie Eenheid Amsterdam, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2:
hij op of omstreeks 03 juli 2016 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, een wapen, van categorie I, onder 1° (te weten een vlindermes), voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal om proceseconomische redenen worden vernietigd.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft vrijspraak ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier ruimte laat voor het alternatieve scenario zoals dat door de verdachte is geschetst. De verdachte heeft verklaard dat hij op de hoek van de Celebesstraat en de Balistraat te Amsterdam een kennis tegenkwam en diens fiets heeft geleend om sigaretten te halen. Vervolgens werd hij op deze, naar later bleek, gestolen fiets aangehouden.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte is kort na het in beweging komen van de lokfiets aangehouden met de fiets in zijn bezit. Het alternatieve scenario dat hij in de tussenliggende tijd de fiets van ene [naam] heeft gekregen, schuift het hof mede door gebrek aan enige onderbouwing als onaannemelijk terzijde. Daarbij neemt het hof mede in aanmerking dat de bakengegevens van de lokfiets (dossierpagina 9 e.v.) onvoldoende grond geven aan de stelling van de verdachte dat hij deze [naam] op de Celebesstraat/hoek Balistraat is tegengekomen, nu niet blijkt dat de fiets daar enige tijd heeft stil gestaan.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 3 juli 2016 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een fiets merk Cortina L4, toebehorende aan Politie Eenheid Amsterdam;
2:
hij op 3 juli 2016 te Amsterdam een wapen van categorie I, onder 1° (te weten een vlindermes), voorhanden heeft gehad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 en 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van tien dagen met aftrek van voorarrest.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf.
De raadsman heeft verzocht te volstaan met toepassing van het bepaalde in artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daartoe heeft hij aangevoerd dat aan de verdachte in een andere zaak op 7 februari 2017 inmiddels onherroepelijk de maatregel van ISD is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan diefstal van een door de politie ingezette lokfiets. Diefstal van fietsen veroorzaakt schade en overlast voor de gedupeerden. Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorhanden hebben van een vlindermes, dat is een wapen van categorie I. Het voorhanden hebben van een dergelijk wapen brengt een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich en maakt derhalve een inbreuk op de rechtsorde.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 februari 2017 is hij in het verleden veelvuldig onherroepelijk veroordeeld wegens vermogensdelicten en andersoortige strafbare feiten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof acht alles afwegende een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Mede gelet op de aard en de ernst van de feiten ziet het hof in hetgeen door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is aangevoerd geen aanleiding te volstaan met toepassing van artikel 9a Sr.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 310 Sr en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 4 juli 2013 (parketnummer 13-004048-13) opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Zowel de advocaat-generaal als de raadsman hebben zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Gelet op het feit dat ter terechtzitting in hoger beroep echter is gebleken dat aan de veroordeelde op 7 februari 2017 onherroepelijk de maatregel van ISD is opgelegd, acht het hof het niet opportuun de vordering tot tenuitvoerlegging toe te wijzen. Het hof zal de vordering derhalve afwijzen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
10 (tien) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Wijst afde vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 4 juli 2016, strekkende tot
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 4 juli 2013, parketnummer 13-004048-13, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van twee maanden voorwaardelijk met aftrek.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2017.