In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland, dat op 22 september 2016 was gewezen. De verdachte, geboren in 1960 en zonder bekende woon- of verblijfplaats, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis waarin hij was veroordeeld voor winkeldiefstal. De tenlastelegging betrof het stelen van een verpakking gehaktballetjes, twee goudsalami's en een Russisch slaatje uit een Albert Heijn to Go vestiging op Schiphol op 20 april 2016.
Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt vastgesteld: de verdachte heeft op 20 april 2016 te Schiphol met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening de genoemde goederen weggenomen. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsloten. De verdachte werd schuldig bevonden aan diefstal.
De politierechter had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal dezelfde straf geëist, terwijl de raadsman verzocht om een lagere straf. Het hof overwoog dat winkeldiefstal, ongeacht de waarde van de gestolen goederen, overlast en gevoelens van onveiligheid in de samenleving met zich meebrengt. Gezien het strafblad van de verdachte, dat veelvuldige veroordelingen voor vermogensdelicten bevatte, oordeelde het hof dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken passend was. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot deze straf en de tijd in voorarrest in mindering gebracht.