ECLI:NL:GHAMS:2017:1214

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
23-002036-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake diefstal uit restaurant met handpalmafdruk als bewijs

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1995, was beschuldigd van diefstal van een geldbedrag van ongeveer 500 euro uit een Chinees restaurant in Noord-Scharwoude op 23 augustus 2015. De tenlastelegging omvatte het wegnemen van geld met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening, waarbij de verdachte zich toegang tot het restaurant zou hebben verschaft door middel van braak of verbreking. Tijdens de zittingen in hoger beroep op 29 november 2016 en 14 maart 2017 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, onder verwijzing naar de aanwezigheid van de handpalmafdruk van de verdachte op de balie van het restaurant. Het hof heeft vastgesteld dat de handpalmafdruk overeenkwam met die van de verdachte en dat hij in de nabijheid van het restaurant woonde. De getuigenverklaring van de schoonmaakster, die de balie de avond voor de diefstal had schoongemaakt, werd als betrouwbaar beschouwd, ondanks dat zij voorkennis had van de plaats van de afdruk. Het hof oordeelde dat de verdachte niet aannemelijk had gemaakt dat zijn handpalmafdruk daar op een andere manier was gekomen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren, met een vervangende hechtenis van 40 dagen. Tevens werd de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie gelast, maar in plaats van een vrijheidsstraf werd een taakstraf opgelegd, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

Parketnummer: 23-002036-16
datum uitspraak: 28 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 31 mei 2016 in de strafzaak onder de parketnummers 15-020288-16 en 23-005467-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1995,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 29 november 2016 en 14 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 23 augustus 2015 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen (een) geld(bedrag) (ongeveer 500 euro ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Chinees Restaurant [naam], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot voornoemd restaurant heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een gedeeltelijk andere bewezenverklaring en kwalificatie komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

De raadsman heeft vrijspraak van het ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft hij aangevoerd dat de verdachte een aannemelijke verklaring heeft gegeven voor het feit dat zijn handpalmafdruk op de balie van het restaurant is aangetroffen. Het enige bewijsmiddel dat dit alternatieve scenario zou kunnen weerleggen, is de getuigenverklaring van de schoonmaakster van het restaurant. Deze getuige had echter voorkennis over de plek van de aangetroffen handpalmafdruk. Daarnaast had men ook de vingerafdrukken van de verdachte moeten aantreffen als hij daadwerkelijk over de balie zou zijn geklommen.
Het hof overweegt als volgt.
Op 23 augustus 2015 is ingebroken bij Chinees restaurant [naam] te Noord Scharwoude. Uit de kassa is een geldbedrag van ongeveer € 500,- weggenomen. Bij sporenonderzoek is een handpalmafdruk op de balie veiliggesteld en verder is waargenomen dat glazen, die boven de balie hadden gehangen, achter die balie vernield op de grond lagen. Bij nader onderzoek werd een zeer grote mate van overeenkomst geconstateerd tussen de handpalmafdruk op de balie en die van de verdachte. De verdachte woont vlakbij het restaurant.
Naar aanleiding van een reconstructie is gebleken dat het meest voor de hand liggend is dat de verdachte zijn handpalm op de balie heeft gezet bij het klimmen over die balie, waarbij de glazen boven de balie op de grond zijn gevallen.
De schoonmaakster van het restaurant, de getuige [getuige], heeft verklaard dat zij zeker weet dat zij de avond vóór de diefstal tussen 21:00 uur en 22:00 uur, nadat alle klanten weg waren, de gehele balie heeft schoongemaakt. Dat het voor deze getuige voorafgaand aan haar verhoor duidelijk was waar de handpalmafdruk is aangetroffen, maakt op zichzelf nog niet dat getwijfeld dient te worden aan de inhoud van haar verklaring, bij gebreke van enige andere concrete aanwijzing daarvoor in het dossier.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij ongeveer eenmaal per drie weken eten afhaalt bij het restaurant en dat het daarom mogelijk is dat zijn handpalmafdruk op de balie is aangetroffen. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte deze verklaring in die zin aangepast dat hij de avond vóór de diefstal in het restaurant met een vriend eten heeft afgehaald. Nu de verdachte deze aangepaste verklaring pas in hoger beroep heeft afgelegd en hij deze onvoldoende heeft onderbouwd, acht het hof, mede gelet op hetgeen de getuige [getuige] heeft verklaard, zijn verklaringen niet aannemelijk en zal het deze terzijde schuiven.
Gelet op het vorengaande staat vast dat het de verdachte was die over de toonbank is geklommen en vervolgens het geldbedrag uit de kassa heeft weggenomen. In zoverre worden de gevoerde verweren verworpen.
Op basis van het dossier is niet met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de verdachte bij de door hem gepleegde diefstal nauw en bewust heeft samengewerkt met een ander of anderen. Evenmin is met voldoende zekerheid komen vast te staan dat de verdachte zich zelf de toegang tot het restaurant heeft verschaft en/of het geldbedrag onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking. Van deze gedeelten van de tenlastelegging wordt de verdachte dan ook vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 23 augustus 2015 te Noord-Scharwoude, gemeente Langedijk, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een geldbedrag. ongeveer 500 euro, toebehorende aan Chinees Restaurant [naam].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Geen omstandigheid is aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 60 dagen hechtenis.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
De raadsman heeft in het geval van een veroordeling bepleit een taakstraf op te leggen, omdat de verdachte in het recente verleden niet, althans niet terecht, met politie en justitie in aanraking is gekomen.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Daarbij is in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een aanzienlijk geldbedrag uit de kassa van een restaurant. Door het handelen van de verdachte is schade veroorzaakt en inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van de slachtoffers. Dergelijke misdrijven veroorzaken doorgaans gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving in het algemeen en bij de slachtoffers in het bijzonder.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 28 februari 2017 is hij eerder onherroepelijk veroordeeld ter zake van vermogensdelicten, hetgeen in zijn nadeel weegt.
Het hof komt niettemin tot een lagere en andersoortige straf dan de eis van de advocaat-generaal, reeds omdat enkel eenvoudige diefstal bewezen wordt geacht. Op grond van hetgeen ter terechtzitting in hoger beroep over de persoonlijke omstandigheden van de verdachte is gebleken, in het bijzonder ten aanzien van zijn positieve deelname aan een jongerenhulpproject, acht het hof het, anders dan de advocaat‑generaal, thans niet aangewezen aan de verdachte een vrijheidsstraf op te leggen. Alles afwegende acht het hof een taakstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft de tenuitvoerlegging gevorderd van de bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 april 2013 (parketnummer 23-005467-12) opgelegde voorwaardelijke jeugddetentie voor de duur van 103 dagen. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
De advocaat-generaal heeft gevorderd de vordering toe te wijzen.
De raadsman heeft verzocht de termijn van de proeftijd te verlengen. Daartoe heeft hij verwezen naar de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde. Daarnaast heeft hij aangevoerd dat het strafbare feit waarvoor deze (deels) voorwaardelijke straf is opgelegd, geruime tijd geleden is gepleegd.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom kan de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Op grond van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde ziet het hof thans echter geen toegevoegde waarde in een vrijheidsstraf. In het belang van de beveiliging van de maatschappij wordt het wenselijk geacht dat de veroordeelde in plaats daarvan een taakstraf zal verrichten.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 dagen hechtenis.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 8 april 2013, parketnummer 23-005467-12, te weten jeugddetentie voor de duur van 210 dagen waarvan 103 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
206 (tweehonderdzes) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
103 (honderddrie) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. W.M.C. Tilleman en mr. M.J.A. Duker, in tegenwoordigheid van mr. D.G. Oomkes, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 28 maart 2017.