3.1Het gaat in deze zaak – kort weergegeven - om het volgende:
a. [geïntimeerde] (geboren [in] 1958) is op 1 oktober 1998 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) GVB. Hij was laatstelijk (op 21 november 2014) werkzaam in de functie van buschauffeur tegen een brutosalaris van € 2.736,-- per maand exclusief vakantietoeslag en emolumenten. Op de arbeidsovereenkomst tussen partijen was de collectieve arbeidsovereenkomst GVB van toepassing.
b. Als buschauffeur was [geïntimeerde] verantwoordelijk voor het controleren en verkopen van vervoersbewijzen. GVB stelt in verband met die verkoop alle buschauffeurs een zogenoemd depot ter beschikking dat bestaat uit vervoersbewijzen (kaartjes), contant geld (wisselgeld en de opbrengst van de verkoop van kaartjes) en het saldo op de persoonsgebonden pas van de buschauffeur. Met het saldo op die kaart kan de buschauffeur vervoersbewijzen aanschaffen ter doorverkoop aan passagiers. Van passagiers ontvangen gelden dient de buschauffeur af te storten bij GVB (voor zover hij dat geld niet nodig heeft als wisselgeld).
c. Partijen zijn gebonden aan het van toepassing zijnde Reglement depotbeheer rijdend/varend personeel (hierna: Depotreglement). Daarin is (in artikel 4.1) onder meer bepaald dat de depothouder verantwoordelijk is voor het depot, dat de depothouder het depot alleen mag aanwenden voor het uitvoeren van zijn functie en eventuele tekorten moet aanvullen en dat het mengen van privégelden met depotgelden niet is toegestaan. Voorts dient de depothouder tijdens de uitoefening van zijn werkzaamheden inzage te kunnen geven in het hem ter beschikking gestelde depot (artikel 4.2) en is diens leidinggevende te allen tijde bevoegd om een depotcontrole uit te oefenen (artikel 5).
d. Bij brief van 1 juli 2010 heeft [geïntimeerde] een ernstige waarschuwing gekregen van GVB onder meer in verband met een depottekort bij controle op 17 juni 2010 van
€ 575,--. In de desbetreffende brief is [geïntimeerde] er op gewezen dat hij al eerder (onder meer in 2006 en 2009) op onzorgvuldig depotbeheer was aangesproken.
e. Bij brief van 9 december 2013 heeft GVB [geïntimeerde] aangesproken op het regelmatig overtreden van bedrijfsregels (waaronder expliciet het Depotreglement) en is hem de kans geboden mee te doen aan een begeleidingstraject van een jaar. [geïntimeerde] heeft van die mogelijkheid gebruik gemaakt. In diezelfde brief is [geïntimeerde] medegedeeld dat hij op staande voet zou worden ontslagen indien hij opnieuw zijn plichten ernstig zou verzuimen.
f. GVB heeft bij brief van 5 juni 2014 het UWV verzocht toestemming te verlenen de arbeidsovereenkomst met [geïntimeerde] op te zeggen. Aan het verzoek legde GVB ten grondslag dat [geïntimeerde] ondanks meerdere waarschuwingsbrieven en gesprekken keer op keer zijn plichten als werknemer ernstig bleef verzuimen door de bedrijfsregels van GVB te overtreden. In de brief vermeldde GVB dat [geïntimeerde] op 15 mei 2014 “opnieuw” in strijd met het Depotreglement had gehandeld door te weigeren mee te werken aan een depotcontrole, door gelden van het depot te vermengen met privégelden en door onvoldoende werkvoorraad in het depot te hebben.
g. Op 7 augustus 2014 heeft het UWV, na verweer zijdens [geïntimeerde] , het verzoek van GVB afgewezen. Het UWV heeft daarbij overwogen dat [geïntimeerde] inderdaad - zoals hij ten verwere had aangevoerd - in de veronderstelling heeft kunnen verkeren dat een depotcontrole vooraf zou worden aangekondigd dan wel in het kader van het begeleidingstraject zou plaatsvinden en dat er daarom met betrekking tot het weigeren van de depotcontrole op 15 mei 2015 geen sprake was geweest van verwijtbaar handelen.
h. Op 2 september 2014 heeft er vervolgens een gesprek plaatsgevonden tussen GVB, [geïntimeerde] en de gemachtigden van partijen over het hervatten door [geïntimeerde] van zijn werkzaamheden. Daarbij is [geïntimeerde] er uitdrukkelijk op gewezen dat depotcontroles te allen tijde onaangekondigd zouden kunnen plaatsvinden. Dat is [geïntimeerde] nogmaals medegedeeld in de hem bij e-mail van zijn teammanager [A] van 12 november 2014 toegezonden bevestiging van een gesprek in het kader van het begeleidingstraject, dat op 30 oktober 2014 had plaatsgevonden.
i. [geïntimeerde] heeft op 20 november 2014 geweigerd mee te werken aan een depotcontrole, waarna hij tijdens een gesprek op 21 november 2014 op staande voet is ontslagen.
j. De arbeidsovereenkomst is vervolgens bij beschikking van de kantonrechter te Amsterdam van 16 juli 2015 ontbonden met ingang van 1 augustus 2015, voor het geval die overeenkomst op die datum nog bestond.