2.14Op 13 oktober 2016 is door verweerder onder andere aan de ondernemingsraad om advies gevraagd:
“Met deze brief informeer ik u dat ik het voornemen heb te besluiten per januari 2017 de directie Eigenaarsadvisering (DEA) (…) op te richten. De inhoudelijke en personele inrichting van de betreffende dienstonderdelen wordt mede ingevuld met de overdracht van taken en personeel vanuit DG’s en de NCTV (hierna: de dienstonderdelen).
(…)
De aanbevelingen van de rapporten van de commissies Hoekstra en Oosting I en II zijn niet alleen aanleiding geweest voor het programma VenJ Verandert. Ze hebben ook geleid tot de opdracht om de sturing en control van VenJ te verbeteren, inclusief de opdracht om meer checks-and-balances in het begrotingsproces te brengen en de rijksbrede regeling agentschappen en ZBO’s binnen VenJ toe te passen.
(…)
Het voorgenomen besluit is gericht op de op- en inrichting van DEA (…) (inclusief bevoegdheden), aanpassing van DI&I, overdracht van taken en personeel vanuit de betreffende dienstonderdelen en het borgen van achterblijvende taken bij de betreffende latende dienstonderdelen.”
Bij de adviesaanvraag zijn het concept O&F-rapport en de verschillende addenda op het O&F-rapport meegestuurd. Verder is de definitieve versie van de houtskoolschets van 11 oktober 2016 als bijlage toegevoegd. In de adviesaanvraag is aan de medezeggenschap gevraagd om — na bespreking van de houtskoolschets — te adviseren over die onderwerpen die de eigen reikwijdte aangaan. Voor de ondernemingsraad zag dit op:
“het concept O&F-rapport directie Eigenaarsadvisering, en het addendum op het O&F-rapport DI&I overheveling DG I-control naar DI&I.”
In de adviesaanvraag is opgenomen dat er in diverse documenten over het eigenaarsmodel wordt gesproken, maar dat dit geen afbreuk doet aan de afspraken in het convenant van 7 september 2016:
“Hoewel in voorkomende gevallen wordt gesproken, verwezen naar dan wel gerefereerd aan het eigenaarsmodel benadruk ik dat de afspraken uit het voornoemd convenant onverminderd van kracht blijven. Dat houdt in dat met deze brief geen advies wordt gevraagd over het model en/of de inrichting daarvan, dan wel dat daarop op enigerlei wijze op wordt geanticipeerd.”
Verder staat in de adviesaanvraag vermeld dat advisering omtrent het eigenaarsmodel is voorbehouden aan DOR en GOR BD die daarover het convenant hebben gesloten met verweerder.
In het O&F-rapport is onder andere opgenomen wat de beweegredenen zijn voor het voorgenomen besluit en waarom er met de inrichting van DEA een aanvang wordt gemaakt, nog voordat het sturingsmodel definitief vaststaat:
“Door de rollen van opdrachtgever, eigenaar en opdrachtnemer te scheiden worden checks-and-balances in de afwegingen georganiseerd. De afwegingen worden in deze situatie dus niet meer impliciet alleen door de DG gemaakt, maar in een gelijkwaardig debat tussen eigenaar en opdrachtgever.
De eigenaar wordt hierin ondersteund door een Directie Eigenaarsadvisering. Deze directie kan in de nieuwe situatie het geheel overzien, waardoor integrale keuzes mogelijk zijn. De toegevoegde waarde van Directie Eigenaarsadvisering ligt in de ruimte en de mogelijkheden die er in de governance-structuur zijn om zonder druk van de ‘opdracht’ (de korte termijn) aandacht te hebben voor de strategie op langere termijn, de continuïteit en ‘running de business’ van de organisaties en ketens van VenJ. De organisaties van VenJ krijgen daarmee een klankbord en een gesprekspartner, die op strategisch niveau meedenkt en kan spiegelen, ook op het functioneren van de organisatie in ketenperspectief. Hierdoor zijn het maken van meer integrale keuzes en een betere afweging tussen politieke overwegingen en het belang van continuïteit mogelijk.”
Eerder in het rapport staat:
“Het scheiden van de rollen van eigenaar en opdrachtgever van de grotere VenJ-organisaties en het inrichten van de Directie Eigenaarsadvisering passen in een breder toekomstbeeld en een nieuw te ontwikkelen besturingsmodel van VenJ, waar tot het voorjaar 2017 aan wordt gewerkt. Hoewel dit bredere referentiekader en besturingsmodel nog in ontwikkeling zijn, is het geen optie om te wachten met het verbeteren van de bedrijfshygiëne, juist bij de grotere VenJ-organisaties. De wijzigingen zijn harde noodzaak voor het op orde krijgen van de bedrijfsvoering (bedrijfshygiëne). Zonder deze wijzigingen voldoet VenJ immers niet aan de Rijksbrede Regeling Agentschappen en ZBO’s en zijn er onvoldoende checks-and-balances in het begrotingsproces.
Het inrichten van de Directie Eigenaarsadvisering kent drie componenten:
1. De inrichting van de nieuwe directie.
2. Een transitieperiode van zes maanden, gericht op start van de nieuwe situatie om de overdracht van werkzaamheden zo soepel mogelijk vorm te geven. In deze periode werken de eigenaarsadviseurs van DG[I]
-control en Directie Eigenaarsadvisering
nauw met elkaar samen. Dit ondervangt zo goed mogelijk het risico van het verdwijnen van kennis, wat zeker speelt bij tussentijds vertrek van adviseurs door mobiliteit (resulterend in overdracht van lege stoelen).
3. Een periode van circa drie jaar waarin de eigenaarsadvisering in de praktijk verder wordt geoptimaliseerd en waarin Directie Eigenaarsadvisering in samenwerking met alle stakeholders verdere verbeterslagen maakt.”
Het O&F-rapport geeft voorts een overzicht van de taken en verantwoordelijkheden die DEA zal krijgen en de bij de functies binnen DEA behorende taakomschrijvingen. Het rapport vermeldt onder meer:
“Meer concreet betreffen de taken van Directie Eigenaarsadvisering:
• het toetsen en adviseren over producten binnen de P&C-cyclus van VenJ als o.a. jaarplannen/-verslagen, investeringsvoorstellen, tarieven, kostprijsmodellen, doelmatigheid, businesscases;
• het toezien op kwetsbaarheden en het blijvend goed functioneren van het sturingsmodel, de kwaliteit van dienstverlening en doelmatigheid van de VenJ organisaties en ketens;
• het coördineren van ontwikkelingen rondom en adviseren over kaders en richtlijnen van (verzelfstandigde) organisaties binnen VenJ;
• het houden van toezicht op governance en bedrijfsvoering (c.q. uitvoeringstoezicht) van VenJ organisaties;
• het maken van een jaarlijkse integrale SWOT-en risicoanalyse van het functioneren en de aansturing van VenJ organisaties;
(…)
• het ondersteunen van de taakorganisaties op het gebied van continuïteit en doelmatigheid.”
Verder zijn in het O&F-rapport de personele gevolgen beschreven.
In het addendum op het O&F-rapport DI&I staat onder meer:
“Voor DI&I betekent dit dat taken en formatie inzake control overgaan van de
DG’s naar DI&I. Dit betreft nu 2,1 fte. Het betreft geen nieuwe functie voor
DI&I, maar de versterking van een bestaande functie met een relatief
beperkt aantal fte’s, te realiseren door het overhevelen van DG I-controllers
naar de sectie ICT-control van de DI&I. Omdat dit een kleine formatieve
wijziging betreft die geen consequenties heeft voor de huidige
organisatiestructuur van DI&I wordt dit via een addendum op het laatste O&F
rapport verwerkt.”
In de houtskoolschets zijn de contouren van de nieuwe organisatie(onderdelen) en hun samenhang beschreven en is de aanpak van de reorganisatie toegelicht. Ook is stilgestaan bij het reorganisatiebereik en het plaatsingsproces. Verweerder heeft bevestigd dat geen sprake is van een “taakstelling”, met andere woorden: er gaan geen arbeidsplaatsen verloren.