ECLI:NL:GHAMS:2017:1045

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
28 maart 2017
Publicatiedatum
31 maart 2017
Zaaknummer
200.122.321/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Effectenlease en vernietiging van leaseovereenkomsten door echtgenote

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de nietigheid van diverse leaseovereenkomsten die door de echtgenote van de appellant, Dexia Nederland B.V., zijn ingeroepen. De echtgenote had in een brief van 2 april 2003 aangegeven dat zij de leaseovereenkomsten zonder haar toestemming had gesloten en dat zij zich beroept op de vernietigingsgrond zoals opgenomen in artikel 1:89 BW. Dexia betoogde dat de echtgenote de specifieke overeenkomsten die zij wenste te vernietigen, expliciet moest noemen in de vernietigingsbrief. Het hof oordeelde echter dat de brief voldeed aan de vereisten van artikel 3:50 BW, omdat de echtgenote in de brief duidelijk maakte dat zij alle verlieslatende leaseovereenkomsten wilde vernietigen. Het hof verwees naar eerdere uitspraken waarin vergelijkbare situaties waren behandeld en concludeerde dat de vernietiging van de leaseovereenkomsten geldig was. Het hof bekrachtigde het vonnis waarvan beroep en veroordeelde Dexia in de proceskosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.122.321/01
zaak- en rolnummer rechtbank Amsterdam : 1370281 DX EXPL 11-363
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 28 maart 2017
inzake
DEXIA NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
appellante,
advocaat: mr. I.M.C.A. Reinders Folmer te Amsterdam,
tegen
[geïntimeerde] ,
wonend te [woonplaats] ,
geïntimeerde,
advocaat mr. J.B. Maliepaard te Bleiswijk,

1.Verder verloop van het geding

Partijen worden hierna wederom Dexia en [geïntimeerde] genoemd.
In deze zaak heeft het hof op 4 november 2014 een tussenarrest uitgesproken. Voor het verloop van het geding tot die datum wordt verwezen naar dat arrest.
In het kader van de in dat tussenarrest gegeven bewijsopdracht zijn aan de zijde van [geïntimeerde] op 22 januari 2015 twee getuigen gehoord. Van de getuigenverhoren is proces-verbaal opgemaakt. Dexia heeft afgezien van contra-enquête.
[geïntimeerde] heeft een memorie na enquête met producties genomen, daarop is door Dexia bij antwoordmemorie na enquête met producties gereageerd.
Ten slotte hebben partijen wederom arrest gevraagd.

2.Verdere beoordeling

2.1
[geïntimeerde] is bij het tussenarrest toegelaten tot het leveren van tegenbewijs van het - voorshands als bewezen aangenomen - feit dat de echtgenote van [geïntimeerde] met het bestaan van de leaseovereenkomsten bekend is geworden meer dan drie jaar voordat zij de vernietiging bij brief van 13 juni 2005 heeft ingeroepen. [geïntimeerde] heeft zichzelf en zijn echtgenote, [X] (hier ook: [X] ) als getuigen doen horen.
2.2
In het tussenarrest heeft het hof overwogen dat [geïntimeerde] bij memorie van antwoord heeft gesteld dat zijn echtgenote ook al eerder, bij brief van 2 april 2003, een beroep heeft gedaan op vernietiging van een viertal leaseovereenkomsten. Deze brief en het antwoord van Dexia bij brief van 8 april 2003 heeft hij bij memorie van antwoord in het geding gebracht. Nu Dexia zich nog niet heeft uitgelaten over de memorie van antwoord en deze producties heeft het hof Dexia in de gelegenheid gesteld dat alsnog bij memorie na enquête te doen. Met name zijn relevant de stellingen dat [X] al eerder alle overeenkomsten heeft vernietigd en dat stuiting van de verjaring heeft plaats gevonden, aldus het hof.
2.3
[geïntimeerde] stelt in de memorie na enquête dat hij met de getuigenverklaringen het bewijsvermoeden heeft weerlegd, hetgeen Dexia in de antwoordmemorie na enquête niet betwist. De enige vraag die partijen nog verdeeld houdt, is of bij brief van 2 april 2003 ook de twee verlieslatende overeenkomsten Korting-Koers Lease-Service met contractnummer [nummer 3] en [nummer 2] zijn vernietigd.
2.4
De brief van 2 april 2003 luidt, voor zover van belang, als volgt:
“In de afgelopen jaren zijn tussen mijn echtgenoot en uw bank een aantal effectenleasecontracten tot stand gekomen. Het gaat daarbij – voorzover ik kan nagaan – om de volgende contracten:
[contractgegevens invullen]
1. Legio Feestplan Contractnr.: ………….... [nummer 4]
2. Legio Winstverdriedubbelaar Contractnr.: [nummer 5]
3. Legio Winstver10dubbelaar Contractnr.: [nummer 6]
4. Legio Winstverdriedubbelaar Contractnr.: [nummer 7]
(...)
Nu mijn toestemming ontbreekt beroep ik mij op de vernietigingsgrond als opgenomen in artikel 1:89 BW, hetgeen tot gevolg heeft dat alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten met terugwerkende kracht geacht moeten worden niet tot stand te zijn gekomen.”
2.5
Dexia betoogt dat de echtgenote van [geïntimeerde] in de vernietigingsbrief de overeenkomsten die zij wenst te vernietigen moet noemen. Zij kon derhalve niet volstaan met de zinsnede “voor zover ik kan nagaan” dan wel met een verwijzing naar “alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten”.
2.6
Dienaangaande geldt het volgende. Aan de vernietigingsbrief kan - gelet op artikel 3:50, eerste lid, BW – de eis worden gesteld dat daaruit blijkt om welke rechtshandeling(en) het gaat, dat de eega van de gebondenheid aan die rechtshandeling(en) bevrijd wil zijn en wat de reden of rechtgrond is voor de vernietiging. Het hof is van oordeel dat in de brief van 2 april 2003 aan die vereisten is voldaan. In deze brief noemt [X] weliswaar vier leaseovereenkomsten met nummer, maar zij begint met ‘voor zover ik kan nagaan’. In de derde alinea van deze brief beroept zij zich op de vernietigingsgrond ten aanzien van ‘alle zonder mijn toestemming gesloten overeenkomsten’. Niet valt in te zien waarom met de geciteerde zinsnede voor Dexia niet voldoende duidelijk was dat de vernietiging betrekking had op alle door [geïntimeerde] afgesloten verlieslatende overeenkomsten. Anders dan Dexia stelt behoeven de leaseovereenkomsten waarop de vernietiging betrekking heeft in een geval als het onderhavige niet expliciet in de vernietigingsbrief te worden genoemd. Het hof verwijst naar zijn uitspraak van 27 juli 2016 (ECLI:NL:GHAMS:2016:3069) waarin een vergelijkbare vernietigingsbrief voorlag. Het arrest van dit hof van 22 oktober 2013 (ECLI:NL:GHAMS:2013:3464) waaruit Dexia citeert betrof een vernietigingsbrief die was ondertekend namens degene die de leaseovereenkomst was aangegaan. Daarnaast werd in de brief geen beroep op vernietiging op grond van de artikelen 1:88 en 89 BW gedaan en ook anderszins werd niet gezinspeeld op vernietiging van de leaseovereenkomst. Daarmee voldeed de brief niet aan de daaraan te stellen eisen. De leaseovereenkomst die was aangegaan werd overigens wel in de brief genoemd.
Dat het de bedoeling van [X] was alleen de in de brief van 2 april 2003 genoemde overeenkomsten te vernietigen volgt, anders dan Dexia betoogt, niet uit het deel van haar verklaring dat Dexia citeert, te weten: ”Op uw vraag of ik begreep wat de vernietigingsbrief was antwoord ik dat mijn man mij vertelde dat het met de contracten niet goed ging en dat mijn handtekening nodig was. Om welke contracten het ging weet ik trouwens nu nog steeds niet”. [X] heeft daarna namelijk ook verklaard: “Op uw vraag wat het doel was van die brief (van 2 april 2013; toevoeging hof) antwoord ik dat ik wilde vernietigen wat mijn man had gedaan en het ging daarbij om de contracten met verlies. Ik weet niet precies welke dat waren.”
2. 7 Uit het voorgaande volgt dat grief I faalt. Als gevolg daarvan behoeft grief II geen behandeling. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd, met veroordeling van Dexia in de kosten van het hoger beroep, met nakosten.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep:
veroordeelt Dexia in de proceskosten van het hoger beroep en begroot die kosten, voor zover tot heden aan de kant van [geïntimeerde] op € 291,00 aan verschotten en € 2.235,00 voor salarissalaris en op € 131,00 voor nasalaris, te vermeerderen met € 68,00 voor nasalaris en met de kosten van het betekeningsexploot, ingeval niet binnen veertien dagen is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling(en) en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Hoekzema, M.P. van Achterberg en D.J. Oranje en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 28 maart 2017.