ECLI:NL:GHAMS:2017:1032
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging gezag over minderjarigen na langdurige ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 28 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de moeder over haar twee minderjarige kinderen, [kind a] en [kind b]. De moeder had in hoger beroep de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 10 februari 2016 aangevochten, waarin haar gezag over de kinderen was beëindigd en de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Regio Amsterdam (GI) tot voogdes was benoemd. De moeder voerde aan dat zij een positieve ontwikkeling had doorgemaakt en in staat was om de kinderen een veilige en stabiele omgeving te bieden. Ze betwistte de gronden voor beëindiging van het gezag en vroeg om een contra-expertise om haar opvoedvaardigheden te onderbouwen.
Het hof heeft echter vastgesteld dat de moeder al geruime tijd niet in staat is om te voorzien in de verzorgings- en opvoedbehoeften van de kinderen. De kinderen zijn sinds 2005 onder toezicht gesteld en hebben meerdere uithuisplaatsingen ondergaan. De moeder heeft in het verleden zorgmijdend gedrag vertoond en onvoldoende samengewerkt met de hulpverlening. De rapporten van de Raad voor de Kinderbescherming en het NIFP wezen op de onveiligheid en instabiliteit die de moeder in het gezin creëerde, wat leidde tot ernstige ontwikkelingsproblemen bij de kinderen.
Het hof concludeerde dat de moeder niet in staat is om de kinderen de noodzakelijke structuur en stabiliteit te bieden, en dat het in het belang van de kinderen is dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. Het verzoek van de moeder om een contra-expertise en de benoeming van een bijzondere curator werd afgewezen. De beslissing van de rechtbank werd bekrachtigd, en het hof benadrukte het belang van de positieve ontwikkeling van de moeder, ook zonder gezag over de kinderen.