ECLI:NL:GHAMS:2017:1006

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
21 maart 2017
Publicatiedatum
28 maart 2017
Zaaknummer
23-003462-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake belaging en diefstal met geweld in Amstelveen

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor belaging en diefstal met geweld. De tenlastelegging omvatte onder andere het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer, door het versturen van brieven en sms-berichten, en het wegnemen van een telefoon met geweld. Het hof heeft de zaak behandeld naar aanleiding van het hoger beroep dat door de verdachte was ingesteld tegen het vonnis van 13 september 2016. Tijdens de zitting op 7 maart 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging gehoord. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich gedurende een lange periode schuldig heeft gemaakt aan belaging, wat een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer met zich meebracht. De verdachte heeft ook een telefoon van het slachtoffer weggenomen, wat vergezeld ging van geweld. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast is er een contactverbod opgelegd voor de duur van twee jaren. De benadeelde partij heeft een vordering tot schadevergoeding ingediend, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij tot een bedrag van € 400,- voor immateriële schade toegewezen, maar voor het overige niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door een meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam.

Uitspraak

parketnummer: 23-003462-16
datum uitspraak: 21 maart 2017
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 13 september 2016 in de strafzaak onder parketnummer 13-689867-14 tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 7 maart 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 4 september 2013 tot en met 17 oktober 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] , in elk geval van een ander, met het oogmerk die [slachtoffer] , in elk geval die ander te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode
- vijftien (15) maal, althans meermalen, brieven en/of kaarten en/of
- twee (2) maal, althans meermalen, cadeautjes naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd en/of laten sturen en/of door de brievenbus gedaan en/of voor de deur achtergelaten en/of
- eenmaal of meermalen (circa 50 maal), voornoemde [slachtoffer] (sms-)berichten gestuurd met onder andere de teksten: "je houdt nog van mij je laat me toch niet in de steek" en/of "Je bent wel thuis, je lichten zijn aan" en/of "Wanneer ben je thuis, want ik sta hier al drie uur in de kou op je te wachten", althans (telkens) woorden van die (dreigende) aard en/of strekking en/of
- twee (2) maal, althans meermalen, in de directe omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer] zich heeft opgehouden en/of aanwezig is geweest en/of
- eenmaal of meermalen, zich in de (achter)tuin van voornoemde [slachtoffer] heeft begeven en/of daar aanwezig is geweest;
2 primair
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij, verdachte,
- met kracht de (voor)deur van de woning van voornoemde [slachtoffer] open heeft geduwd en/of gedrukt en/of
- met kracht voornoemde [slachtoffer] op en/of tegen de trap heeft gegooid en/of geworpen en/of
- met kracht en/of onverhoeds de telefoon van die [slachtoffer] uit haar hand heeft getrokken/gepakt;
2 subsidiair
hij op of omstreeks 10 januari 2014 te Amstelveen, in elk geval in Nederland, opzettelijk zijn (ex-partner) [slachtoffer] heeft mishandeld, bestaande die mishandeling uit het met kracht duwen en/of drukken van een (voor)deur tegen voornoemde [slachtoffer] en/of (met twee handen) naar achteren duwen en/of drukken van voornoemde [slachtoffer] en/of met kracht gooien en/of werpen van voornoemde [slachtoffer] tegen een trap, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof recht heeft gedaan op grond van een in hoger beroep gewijzigde tenlastelegging en tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1
hij op tijdstippen in de periode van 4 september 2013 tot en met 17 oktober 2014 te Amstelveen wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer] te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en vrees aan te jagen, immers heeft hij, verdachte, in voornoemde periode
- vijftien maal brieven en kaarten en
- twee (2) maal cadeautjes naar voornoemde [slachtoffer] gestuurd met onder andere de teksten: "je houdt nog van mij je laat me toch niet in de steek" en "Je bent wel thuis, je lichten zijn aan" en "Wanneer ben je thuis, want ik sta hier al drie uur in de kou op je te wachten" en
- twee (2) maal in de directe omgeving van de woning van voornoemde [slachtoffer] zich heeft opgehouden en aanwezig is geweest en
- zich in de achtertuin van voornoemde [slachtoffer] heeft begeven en daar aanwezig is geweest;
2 primair
hij op 10 januari 2014 te Amstelveen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een telefoon (iPhone) toebehorende aan [slachtoffer] , welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen voornoemde [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, onverhoeds de telefoon van die [slachtoffer] uit haar hand heeft gepakt.
Hetgeen onder 1 en 2 primair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het eventueel instellen van beroep in cassatie zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 2 primair ten laste gelegde aangevoerd dat geen sprake is geweest van diefstal van de telefoon omdat de verdachte nooit het oogmerk heeft gehad zich de telefoon toe te eigenen. De verdachte pakte de telefoon uit de hand van aangeefster omdat hij zag dat ze iemand wilde bellen/belde. Hij veronderstelde dat zij de politie belde en wilde dat voorkomen. In de verwarring is hij vervolgens met de telefoon het huis uit gelopen, maar hij heeft deze de volgende dag terugbezorgd.
Het hof verwerpt dit verweer. De verdachte heeft de telefoon tegen de wil van aangeefster onverhoeds uit haar hand gepakt en meegenomen. Hij had daarbij het oogmerk om gebruik van de telefoon door aangeefster te verhinderen door zichzelf de heerschappij hierover te verschaffen terwijl hij wist dat aangeefster hiervoor geen toestemming gaf en hij hiertoe niet gerechtigd was. Onder deze omstandigheden is sprake van wederrechtelijke toe-eigening zoals bedoeld in artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht, zodat de ten laste gelegde diefstal bewezen kan worden verklaard.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
- belaging.
Het onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
- diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van
het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderdtwintig uren, subsidiair zestig dagen hechtenis. Daarnaast heeft de politierechter een contactverbod opgelegd, voor de duur van twee jaren.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van één maand, voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren, en een taakstraf voor de duur van honderd uren, subsidiair vijftig dagen hechtenis. Daarnaast vordert zij oplegging van een contactverbod voor de duur van twee jaren, met bevel dat dit verbod dadelijk uitvoerbaar zal zijn.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich gedurende ruim een jaar schuldig gemaakt aan belaging van aangeefster.
Hij heeft daardoor op indringende wijze inbreuk gemaakt op haar persoonlijke levenssfeer en heeft haar persoonlijke vrijheid om haar leven vorm te geven op een wijze waarop zij dat wenste belemmerd. De verdachte heeft voorts op 10 december 2014 in de woning van aangeefster haar telefoon weggenomen waardoor zij werd belemmerd haar telefoon te gebruiken op een wijze waarop zij dat wenste. Ook is hierdoor het gevoel van veiligheid in haar eigen woning aangetast. De verdachte heeft door de bewezenverklaarde feiten onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen hiervan voor aangeefster. Oplegging van een vrijheidsbenemende staf is hiervoor gerechtvaardigd.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij zich naar aanleiding van deze strafzaak heeft laten opnemen in een afkickkliniek en zich heeft laten behandelen. De verdachte heeft nu voorts een stabiele woonsituatie, woont samen met zijn meerderjarige, schoolgaande dochter en werkt voor een uitzendbureau.
Het hof acht, alles afwegende, en met name gelet op de ernst van de feiten oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van één maand passend en geboden. Omdat de bewezenverklaarde feiten inmiddels enige tijd geleden hebben plaatsgevonden en in aanmerking genomen hetgeen hiervoor ten aanzien van de in positieve zin gewijzigde persoonlijke omstandigheden van de verdachte is vermeld, zal het hof bepalen dat deze straf voorwaardelijk niet ten uitvoer wordt gelegd en voorts niet tevens een taakstraf opleggen.
Hoewel de verdachte zeer dicht in de buurt woont van aangeefster, heeft dit de afgelopen jaren niet tot conflicten geleid. Het hof ziet hierin aanleiding de duur van de proeftijd te beperken. Het hof ziet daarom ook geen reden een contactverbod op te leggen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot
schadevergoeding. Deze bedraagt € 3.197,18, bestaande uit een bedrag ter hoogte van € 2.400 immateriële schade en € 797,18 materiële schade, te vermeerderen met wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.997,18, bestaande uit een bedrag ad. € 797,18 voor materiële schade en 1.200,00 voor immateriële schade.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 primair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag.
Het hof schat de als gevolg van het onder 1 en 2 bewezenverklaarde geleden immateriële schade op een bedrag van € 400,-, zodat de vordering tot dat bedrag, te vermeerderen met wettelijke rente als hieronder aangegeven, zal worden toegewezen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 285b en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 1
(één) jaaraan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder
1 en 2 primair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 400,00(vierhonderd euro) ter zake van immateriële schade en veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer] , ter zake van het onder 1 en 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 400,00 (vierhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
8 (acht) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 17 oktober 2014 tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.M.D. Aardema, mr. G.M. Boekhoudt en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van mr. M.A.T. van Willigen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 21 maart 2017.
Mr. M. Gonggrijp-van Mourik is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[slachtoffer]

[slachtoffer]

[slachtoffer]

.