In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 21 maart 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 21 oktober 2016 was gewezen. De verdachte, die zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland is, had hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de politierechter. Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de argumenten van de raadsman. Het hof bevestigt het vonnis van de politierechter, behalve ten aanzien van de beslissing op de vordering van de benadeelde partij, die gedeeltelijk wordt vernietigd. De politierechter had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden, met aftrek van voorarrest, voor het stelen van mobiele telefoons van twee slachtoffers in een uitgaansgelegenheid. Het hof heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd in overweging genomen, evenals de recidive van de verdachte. Het hof oordeelt dat een gevangenisstraf van drie maanden passend is, gezien de impact van de diefstal op de slachtoffers en de onveiligheid die dergelijke feiten met zich meebrengen. Daarnaast heeft de benadeelde partij [slachtoffer 2] een vordering tot schadevergoeding ingediend, die door het hof is toegewezen tot een bedrag van € 319,00, vermeerderd met wettelijke rente. Het hof legt ook een verplichting op aan de verdachte om dit bedrag te betalen aan de benadeelde partij, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling. Het arrest is uitgesproken in een openbare zitting en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. M. Gonggrijp-van Mourik, die buiten staat was om te ondertekenen.