ECLI:NL:GHAMS:2016:98
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake vakantieaanspraken en gefixeerde schadevergoeding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 19 januari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over een geschil tussen [appellant] en [geïntimeerde] betreffende vakantieaanspraken en een gefixeerde schadevergoeding. Het hof verwijst naar een eerder tussenarrest van 28 april 2015 en behandelt de vorderingen van beide partijen. De appellant, vertegenwoordigd door mr. G.P. Poiesz, betwist de berekening van de vakantieaanspraken van de geïntimeerde, die door mr. E.E.P. Gosling-Verheijen wordt vertegenwoordigd. De geïntimeerde heeft een berekening overgelegd waaruit blijkt dat hij recht heeft op € 14.991,62 bruto aan vakantieaanspraken. De appellant stelt echter dat de berekening onjuist is, omdat er een verkeerd aantal verlofdagen is genomen.
Het hof heeft de argumenten van beide partijen zorgvuldig overwogen. Het hof concludeert dat de appellant niet voldoende onderbouwd heeft dat de geïntimeerde reeds grotendeels zijn verlofdagen heeft opgenomen. De argumenten van de appellant zijn niet consistent en bieden onvoldoende basis om de aanspraak van de geïntimeerde te betwisten. Het hof oordeelt dat de grief van de appellant faalt en bevestigt de toewijzing van de vakantieaanspraken.
In de beslissing heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd voor zover het de afwijzing van het meer of anders gevorderde betreft. De appellant wordt veroordeeld tot betaling van een gefixeerde schadevergoeding van € 6.158,35 bruto en € 820,39 netto, evenals de wettelijke verhoging van 10% over het gevorderde loon, met wettelijke rente vanaf de datum van de inleidende dagvaarding. De kosten van het hoger beroep worden eveneens aan de appellant opgelegd. Dit arrest is openbaar uitgesproken door de rechters in de meervoudige burgerlijke kamer.