ECLI:NL:GHAMS:2016:917

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
11 maart 2016
Publicatiedatum
15 maart 2016
Zaaknummer
23-004696-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake zware mishandeling met hete olie, vrijspraak voor voorbedachte rade

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 11 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in Irak in 1960, werd beschuldigd van het opzettelijk toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan zijn ex-echtgenote door hete olie over haar heen te gooien. De feiten vonden plaats op 12 februari 2015 in Purmerend. De rechtbank had de verdachte in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 290 dagen en terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd. In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het hof de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer in overweging heeft genomen. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte met voorbedachte rade handelde, en sprak hem vrij van het primair ten laste gelegde. Het subsidiair ten laste gelegde, zware mishandeling, werd echter wel bewezen geacht. Het hof legde de verdachte een gevangenisstraf van 290 dagen op, met aansluitend een terbeschikkingstelling met voorwaarden, waaronder een meldplicht en opname in een klinische behandelinstelling. De benadeelde partij, het slachtoffer, heeft een schadevergoeding gevorderd, die gedeeltelijk is toegewezen. Het hof heeft de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij toegewezen tot een bedrag van € 13.709,99, bestaande uit materiële en immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

parketnummer: 23-004696-15
datum uitspraak: 11 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 17 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer
15-800076-15 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Irak) op [geboortedag] 1960,
ingeschreven op het adres: [adres],
thans gedetineerd in Rijksinrichting Veldzicht te [plaatsnaam].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 26 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 12 februari 2015 te Purmerend ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk (en met voorbedachten rade) van het leven te beroven, een koekenpan met olie/vet heeft gevuld en/of die olie/dat vet (vervolgens) op een kookplaat heeft verhit en/of naar die [slachtoffer] is gelopen en/of die olie/dat vet in die (koeken)pan in haar gezicht en/of tegen en/of over haar lichaam heeft gegooid terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:
hij op of omstreeks 12 februari 2015 te Purmerend aan [slachtoffer] opzettelijk en met voorbedachten rade zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige brandwond(en) in het gezicht en/of de hals en/of op de borst (waarvoor die [slachtoffer] in het brandwondenziekenhuis te Beverwijk moest worden opgenomen) heeft toegebracht door een koekenpan met olie/vet te vullen en/of die olie/dat vet (vervolgens) op een kookplaat te verhiten en/of naar die [slachtoffer] te lopen en/of die olie/dat vet in die (koeken)pan in haar gezicht en/of tegen en/of over haar lichaam te gooien.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het hof heeft een groot aantal overwegingen van de rechtbank overgenomen. Het vonnis waarvan beroep kan echter niet in stand blijven, omdat het hof deels tot een andere bewezenverklaring komt.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.
Subsidiair ten laste gelegde voor zover daarin is opgenomen dat de verdachte met voorbedachten rade zou hebben gehandeld
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld voor zware mishandeling met voorbedachten rade.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat de verdachte vrij moet worden gesproken van het bestanddeel ‘voorbedachten rade’, nu er sprake was van een te kort tijdsbestek daarvoor. De verdachte kon zich niet verzetten tegen een plotselinge hevige drift, mede gelet op zijn verminderde toerekeningsvatbaarheid.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het hof stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het bestanddeel 'voorbedachten rade' moet komen vast te staan, dat de verdachte zich gedurende enige tijd heeft kunnen beraden op het te nemen of het genomen besluit en hij niet heeft gehandeld in een ogenblikkelijke gemoedsopwelling, zodat hij de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
In het onderhavige geval staat vast dat de verdachte door op 12 februari 2015 hete olie over het slachtoffer te gooien zwaar lichamelijk letsel bij haar heeft veroorzaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij een koekenpan met olie op het vuur had gezet om daarin eieren in te bakken, en dat de olie in de pan heet was. Blijkens de weergave van zijn op 12 februari 2015 afgelegde verklaring door de politie (pagina 30 van het doorgenummerde proces-verbaal van politie) zou hij, naar aanleiding van een opmerking op dat moment van het slachtoffer, meer olie in de pan hebben gedaan en die over het slachtoffer heen hebben gegooid, omdat hij vond dat er te weinig olie in de pan was om over haar heen te gooien. In latere verklaringen heeft de verdachte steeds ontkend dat hij olie zou hebben toegevoegd en heeft hij gesteld dat deze eerste verklaring door een misverstand met de tolk of anderszins een misverstand zo op papier is gekomen.
Het slachtoffer heeft verklaard – voor zover hier van belang – dat zij na thuiskomst naar de keuken ging, daar een glas water pakte, de tuindeur open deed, haar jas uitdeed, haar shawl afdeed en televisie ging kijken. Op dat moment kwam de verdachte naar haar toe en gooide hij olie over haar heen (doorgenummerde pagina 58 van het proces-verbaal van politie).
Hoewel in de hoeveelheid gegooide olie en het gegeven dat daarin steun te vinden is voor de eerste verklaring van de verdachte voor zover hij daarin spreekt over het toevoegen van olie in de pan, aanwijzingen zouden kunnen worden gevonden voor enig vooropgezet plan vanaf dat moment, acht het hof – mede gelet op de omstandigheid dat de verklaringen van de verdachte en het slachtoffer geen of onvoldoende inzicht hebben gegeven in hetgeen voor en ten tijde van het begaan van het feit in de verdachte is omgegaan, de latere ontkenning van deze omstandigheid door de verdachte en het korte tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het daadwerkelijk gooien van de olie – niet wettig bewezen dat de verdachte daadwerkelijk tevoren het plan had opgevat om het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en de gelegenheid heeft gehad na te denken over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Het hof concludeert op grond van het voorgaande dat het bewijs dat sprake is geweest van zware mishandeling met voorbedachte raad, zoals subsidiair ten laste gelegd, niet is geleverd. Het hof zal de verdachte dan ook van dat bestanddeel vrijspreken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
subsidiair:
hij op 12 februari 2015 te Purmerend aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten ernstige brandwonden in het gezicht en de hals en op de borst (waarvoor die [slachtoffer] in het brandwondenziekenhuis te Beverwijk moest worden opgenomen) heeft toegebracht door een koekenpan met olie te vullen en die olie vervolgens op een kookplaat te verhitten en naar die [slachtoffer] te lopen en die olie in haar gezicht en over haar lichaam te gooien.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het subsidiair bewezen verklaarde levert op:
zware mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf en maatregel

De rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg subsidiair bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 290 dagen met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en daarnaast de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden opgelegd.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straf en dat hem dezelfde maatregel zal worden opgelegd als door de rechter in eerste aanleg is gedaan.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling door hete olie in het gezicht en over het lichaam van zijn ex-echtgenote te gooien, terwijl zij thuis op de bank zat. Het slachtoffer heeft daarbij ernstige brandwonden opgelopen. Uit de ter terechtzitting namens het slachtoffer voorgedragen slachtofferverklaring blijkt dat zij nog dagelijks de gevolgen ondervindt van deze gewelddaad. Zij heeft een huidtransplantatie moeten ondergaan en heeft blijvende littekens overgehouden. Zij wordt geplaagd door aanhoudende jeuk. Door zijn handelen heeft verdachte voorts niet alleen een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer gemaakt, maar ook op haar psychisch welzijn en dat van haar naaste omgeving, meer in het bijzondere de kinderen die het slachtoffer en de verdachte samen hebben.
Het hof heeft voorts acht geslagen op de inhoud van het persoonsdossier van de verdachte en met name op de hierna genoemde stukken:
- het reclasseringsadvies van 14 oktober 2015 van [naam] (hierna: [naam]) als reclasseringsmedewerker verbonden aan Reclassering Nederland
en twee rapporten Pro Justitia, te weten
- het rapport van 8 juli 2015 van dr. [deskundige 1] (hierna: [deskundige 1]), psychiater en
- het rapport van 10 augustus 2015 van drs. [deskundige 2] (hierna [deskundige 2]), psycholoog
- een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 8 februari 2016 waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk is veroordeeld.
Het rapport van [deskundige 1] van 8 juli 2015 houdt – voor zover hier van belang – het volgende in:
Psychiatrisch onderzoek levert aanwijzingen voor een psychotisch ziektebeeld van betrokkene met overwaardige, jaloerse en achterdochtige denkbeelden die hij met waanzekerheid beleeft.
Verband diagnose en ten laste gelegde:het motief voor het door onderzochte bekende tenlastegelegde is zijn obsessieve, met waanzekerheid beleefde overtuiging dat zijn vrouw hem gedurende vele jaren heeft bedrogen en belogen. Hij is zich er echter wel van bewust dat moord, doodslag of zware mishandeling daardoor niet wordt gerechtvaardigd en strafbaar is. Geadviseerd wordt daarom het hem ten laste gelegde, voor zover bewezen, in verminderde mate toe te rekenen.
Risico prognose
Hoewel betrokkene heeft verklaard afstand te willen nemen van zijn (ex-)vrouw, is hij daartoe
waarschijnlijk niet goed in staat. Te vrezen valt dat het bij hernieuwd contact tussen betrokkene en het slachtoffer tot herhaling van soortgelijke strafbare feiten komt door zijn met waanzekerheid beleefde grieven tegen haar.
Zorgprognose en beïnvloedingsmaatregelen:nader psychiatrisch onderzoek en behandeling gedurende langere duur in een gesloten setting is zowel uit zorgoogpunt als ter beperking van de herhalingskans aangewezen. Ook bij adequate behandeling is de prognose van waanstoornissen zoals die van onderzochte niet heel gunstig. Daarom moet rekening worden gehouden met de mogelijkheid van onvoldoende herstel en een ook op langere termijn verhoogde recidiefkans.
Interventieadvies en condities:geadviseerd wordt onderzochte te verplichten mee te werken aan aanvankelijk klinische en later ambulante psychiatrische behandeling en aan toezicht door de reclassering door hem de maatregel van terbeschikkingstelling met voorwaarden op te leggen.
Het over de verdachte uitgebrachte psychologisch rapport van 10 augustus 2015 van [deskundige 2], houdt onder meer het volgende in:
Verband diagnose en delict
In (beschrijvend) diagnostische zin kan bij betrokkene worden gesproken van een cognitieve stoornis NAO (niet anderszins omschreven), bestaande uit een trage cognitieve verwerkingssnelheid en een aandachtstoornis, en van een psychotische stoornis NAO.
Naar de mening van onderzoeker is er sprake van een duidelijk verband tussen het ten laste gelegde feit (indien bewezen geacht) en de bij betrokkene bestaande psychotische stoornis. Zo mag mijns inziens worden aangenomen dat betrokkene zich ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde feit (indien bewezen geacht) - in zijn onwrikbare, met waanzekerheid beleefde overtuiging dat zijn vrouw hem jarenlang heeft bedrogen, belogen en dwarsgezeten (en als zodanig in zijn mannelijk eer heeft aangetast) - dermate gekrenkt, benadeeld en bedreigd heeft gevoeld en daardoor zodanig gefrustreerd en boos is geraakt, dat hij tot het ten laste gelegde agressieve gedrag is gekomen. Het is niet duidelijk in hoeverre de bij betrokkene bestaande cognitieve functiestoornissen een rol hebben gespeeld hij de totstandkoming van het tenlastegelegde.
Al met al wordt op grond van het onderhavige psychologische onderzoek geadviseerd om betrokkene ten aanzien van het plegen van het hem ten laste gelegde feit - indien bewezen geacht - als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen.
Risicoprognose
Aangezien de beschreven psychopathologie nog immer bij betrokkene aanwezig is, hij in het verleden al
meerdere malen tot gewelddadig gedrag jegens zijn vrouw is gekomen en het hem (sowieso wat zijn psychotische stoornis betreft) ontbreekt aan zelfreflecterend vermogen, wordt het recidive-risico - bij hernieuwd contact tussen betrokkene en zijn vrouw - als blijvend aanwezig ingeschat. De kans dat betrokkene en zijn vrouw toch weer contact met elkaar krijgen, is niet bepaald denkbeeldig (onder andere ook omdat hun families zich zeer waarschijnlijk weer met hen en hun problemen gaan bemoeien).
Zorgprognose en beïnvloedingsmogelijkheden
Het geheel overziend is bij betrokkene een langer durende, klinische behandeling geïndiceerd, in een
voldoende gestructureerde, gesloten forensisch-psychiatrische setting, waarbinnen, rekening houdend met de cognitieve beperkingen van betrokkene, met name ook aandacht besteed dient te worden aan psycho-educatie (ziektebesef en -inzicht), psycho-medicatie en het leren beheersen van agressieve impulsen. Afhankelijk van het beloop van de behandeling zou deze op termijn ambulant kunnen worden voortgezet (waarbij tevens blijvend aandacht dient uit te gaan naar betrokkenes algehele sociaal-maatschappelijk functioneren voor wat betreft wonen, werk, dagbesteding en sociaal netwerk).
Interventieadvies en -condities
Gezien de ernst van de stoornis, de ernst van het tenlastegelegde, het verband tussen de stoornis en het ten laste gelegde en het onverminderd aanwezig geachte recidive-risico, wordt uw College geadviseerd betrokkene de maatregel TBS met voorwaarden op te leggen, met als voorwaarden dat hij in eerste instantie klinisch en op termijn ambulant wordt behandeld en dat deze behandeling plaatsvindt onder toezicht van de reclassering. Gedacht wordt daarbij aan plaatsing in een FPK of op een FPA.
Het reclasseringsadvies van 14 oktober 2015 houdt onder meer in:
Uit ons onderzoek blijkt dat er al langer sprake is van problemen in de relationele sfeer. Betrokkene beschuldigt zijn (ex)partner van vreemdgaan. Het betreft een vluchtelingengezin dat, ruim twee jaar geleden, door de VN naar Nederland is gebracht. Het gezin heeft een verblijfsstatus gekregen voor de duur van vijf jaren. Vanwege de relatieproblemen zou betrokkene op zoek zijn naar andere woonruimte, hetgeen, naar zijn zeggen, gedwarsboomd wordt door zijn (ex)partner. Betrokkene spreekt nauwelijks Nederlands. Hij geeft aan open te staan voor begeleiding of hulpverlening.
Uit de onderzoeken is gebleken dat betrokkene ten tijde van het delict verminderd toerekeningsvatbaar was. Tevens is de heer [verdachte] gediagnostiseerd en blijkt er sprake te zijn van psychopathologie (zie voor uitgebreide diagnostiek, Pro-Justitia dubbelrapportage 10-08-2015). Tevens schatten zij de kans voor recidive hoog in als gevolg van zijn psychopathologie en gebrek aan zelfreflectie. Een begeleidend, behandelkader en een hoog beschermingsniveau is dan ook geïndiceerd.
Op grond van het recidiverisico, de criminogene factoren is eenTBS met voorwaardenmet
onderstaande (gedrags-) interventies en/of behandeling(en) geïndiceerd.
Indien de rechtbank overweegt de heer [verdachte] een TBS met voorwaarden op te leggen, adviseert onze instelling betrokkene te laten opnemen in een klinisch forensische psychiatrische kliniek (FPK/FPA) waarbij er sprake is van een hoog beschermingsniveau. In samenwerking met de klinische zorginstelling kan passende behandeling voor de psychopathologie waarmee betrokkene is gediagnosticeerd, worden ingezet. Tevens kan onze zorginstelling toezien op uitvoering van de bijzondere voorwaarden om het risico van recidive te beperken. Ten tijde van de opmaak van deze rapportage is er een plaatsingsmogelijkheid gerealiseerd bij FPK Transfore te [plaatsnaam].
Geadviseerd wordt een TBS met voorwaarden
Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:
- meldplicht
- opname in een klinische behandel instelling
- locatie verbod
- contactverbod
- andere voorwaarden het gedrag betreffende.
Met de conclusies van de psychiater, de psycholoog en de reclassering kan het hof zich verenigen en het neemt deze over.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd, met aansluitend aan de detentie een langdurige klinische behandeling. Bij de bepaling van de duur van de vrijheidsbenemende straf heeft het hof met dit laatste rekening gehouden.
Het hof is voorts van oordeel dat conform het advies van de deskundigen de terbeschikkingstelling van de verdachte dient te worden gelast en de door de reclassering voorgestelde voorwaarden betreffende zijn gedrag daaraan dienen te worden verbonden, nu bij de verdachte tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis en een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens bestond, het door de verdachte begane feit een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld en de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist. De verdachte heeft zich ter zitting in hoger beroep bereid verklaard zich aan deze voorwaarden te houden. Door de raadsvrouw is wel verzocht een wijziging in de voorwaarden aan te brengen, namelijk dat de verdachte telefonisch contact met zijn jongste dochters mag hebben.
Het hof ziet thans geen aanleiding wijziging in de door de reclassering geformuleerde voorwaarden aan te brengen, gelijk de raadsvrouw heeft verzocht, gelet op de veiligheid van de dochters en het aanwezige recidivegevaar. Indien dit op termijn wel op veilige wijze zou kunnen, kan een onderbouwd verzoek tot wijziging van de voorwaarden worden gedaan.
Omdat het hof het - gelet op het nadrukkelijk aanwezige recidivegevaar - van belang acht dat de behandeling van verdachte direct aansluitend aan zijn detentie zal aanvangen, zal het hof op de voet van het bepaalde in artikel 38, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht bepalen dat de terbeschikkingstelling met voorwaarden dadelijk uitvoerbaar is.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 18.745,22. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 13.709,99. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
De oorspronkelijke vordering is als volgt opgebouwd:
- 21 dagen daggeldvergoeding ziekenhuis € 588,00;
- overblijfkosten kinderen € 70,46;
- reiskosten ziekenhuis € 136,76;
- eigen risico ziektekosten verzekering € 375,00;
- reis- en telefoonkosten € 75,00;
- immateriële schade ad € 17.500,00;
in totaal derhalve € 18.745,22, nog te vermeerderen met de wettelijke rente.
De raadsvrouw van de verdachte heeft ten aanzien van de posten daggeldvergoeding ziekenhuis,
reiskosten ziekenhuis, eigen risico ziektekosten verzekering en reis- en telefoonkosten geen verweer gevoerd. Ten aanzien de post overblijfkosten heeft de raadsvrouw van de verdachte aangevoerd dat deze
kosten gehalveerd dienen te worden, conform de beslissing van de rechtbank en om dezelfde reden.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat het gevorderde bedrag te hoog is.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van de benadeelde partij in haar geheel zal worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de materiële schade tot een bedrag van € 1.209,99 rechtstreeks voortvloeit uit het bewezen verklaarde feit. Nu de overblijfkosten van de kinderen van de gezamenlijke bankrekening zijn betaald, zal het hof deze kosten voor de helft toewijzen, waarbij het verweer van de benadeelde partij dat op die op beider naam staande bankrekening alleen aan haar toekomend geld zou staan wordt gepasseerd. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof komt vergoeding van de immateriële schade tot een bedrag van € 12.500,00 billijk voor gelet op de onderbouwing van de vordering en het verhandelde ter terechtzitting. Uit de overgelegde medische bescheiden blijkt dat de benadeelde partij blijvend letsel heeft bekomen, dat zij reeds diverse medische behandelingen heeft ondergaan, en ook nog zal moeten ondergaan. Daarnaast is het delict van grote invloed geweest op haar psychisch welzijn. In zoverre zal de vordering dan ook worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele
voldoening.
Gelet op het vorenstaande is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezen verklaarde handelen van de verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot de hiervoor genoemde bedragen. De verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden. Voor het overigens gevorderde is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan benadeelde partij het overigens gevorderde alleen nog bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Om te bevorderen dat de schade door de verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 36f, 37a, 38, 38a, 38v en 302 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
290 (tweehonderdnegentig) dagen.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld, onder de na te noemen voorwaarden.
Stelt als algemene voorwaarden dat de verdachte:
  • ter vaststelling van zijn identiteit zijn medewerking verleent aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of biedt hij een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan;
  • geen strafbare feiten pleegt;
en als bijzondere voorwaarde dat de verdachte:
  • wordt verplicht zich te melden bij Reclassering Nederland Overijssel, gevestigd te 8032 JX Zwolle, Dobbe 70-74. Daarna moet de verdachte zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling - direct aansluitend op zijn detentie - zich voor een klinische behandeling te laten opnemen en daarvoor te verblijven in (Forensische) Psychiatrische Kliniek Transfore te [plaatsnaam] of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven, ook indien dit een medicamenteuze behandeling betreft;
  • locatieverbod: het is de verdachte verboden om in de woonplaats van zijn ex-vrouw (thans Purmerend) en haar thuiswonende kinderen te komen;
  • contactverbod: het is de verdachte verboden om op welke wijze dan ook, direct of indirect, contact op te nemen met zijn ex-vrouw en haar twee jongste kinderen;
  • veroordeelde wordt verplicht begeleiding en toezicht van de reclassering te accepteren. De verdachte geeft de reclassering schriftelijk toestemming om trajectrelevante informatie in te winnen dan wel te verstrekken aan derden;
  • wordt verplicht mee te werken aan een eventuele voortgezette behandeling elders en/of nazorg, voor zover de behandelaars dit in overleg met de reclassering noodzakelijk achten;
  • wordt verplicht zich te houden aan het vrijheden-/verlofbeleid van de behandelinstelling;
  • houdt zich aan de huisregels van de behandelinstelling;
  • indien noodzakelijk geacht door de reclassering, gaat de verdachte ermee akkoord dat de reclassering contact onderhoudt met het sociale netwerk van de verdachte;
  • stelt zich coöperatief op in het contact met gemeentelijke autoriteiten/ instellingen;
  • mag zich niet buiten de Europese landsgrenzen van Nederland begeven.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Verstrekt aan Reclassering Nederland Overijssel de opdracht om aan de verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van de voorwaarden.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 13.709,99 (dertienduizend zevenhonderdnegen euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 1.209,99 (duizend tweehonderdnegen euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het subsidiair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 13.709,99 (dertienduizend zevenhonderdnegen euro en negenennegentig cent) bestaande uit € 1.209,99 (duizend tweehonderdnegen euro en negenennegentig cent) materiële schade en € 12.500,00 (twaalfduizend vijfhonderd euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
103 (honderddrie) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 12 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. M.F.J.M. de Werd, mr. J.L. Bruinsma en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. M. Boelens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 11 maart 2016.
Mr. J.A. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.