ECLI:NL:GHAMS:2016:835

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
8 maart 2016
Publicatiedatum
9 maart 2016
Zaaknummer
23-003769-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal met geweld, veroordeling voor diefstal 's nachts met braak

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 8 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld en diefstal 's nachts met braak. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde diefstal met geweld, omdat niet wettig en overtuigend bewezen was dat hij hierbij betrokken was. Echter, de verdachte is wel veroordeeld voor de diefstal 's nachts met braak. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte samen met een medeverdachte een woning is binnengekomen door middel van braak en goederen heeft weggenomen. De betrokkenheid van de verdachte werd onderbouwd door camerabeelden en getuigenverklaringen. Het hof heeft de strafmaat bepaald op een gevangenisstraf van drie maanden, waarvan twee jaar voorwaardelijk, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank had eerder een zwaardere straf opgelegd, maar het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdsverloop sinds de eerdere veroordelingen. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf is ook toegewezen.

Uitspraak

parketnummer: 23-003769-14
datum uitspraak: 8 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 18 september 2014 in de strafzaak onder de parketnummers
13-684676-13 en 13-670654-12 (TUL) tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [geboortedag] 1995,
adres: [adres 1].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 23 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:
hij op of omstreeks 10 november 2013 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 22:44 uur) te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (perceel: [adres 2]) heeft/hebben weggenomen
- drie, in elk geval één of meer, portable computer(s)/tablet(s) (merk/type: Apple/Ipad II en/of Asus en/of Compact) en/of
- twee, in elk geval één of meer mobiele telefoon(s) (merk/type: Alcatel en/of Samsung/Galaxy II) en/of
- een (dames)tas met inhoud, te weten: één of meer bankpas(sen) ten name van [slachtoffer 1] en/of E. Hanenberg en/of
- een portemonnee met inhoud, te weten: een geldbedrag van ongeveer 150 euro, in elk geval enig geldbedrag en/of één of meer (pas)foto('s) en/of één of meer ziektenkostenpas(sen) (AGIS) ten name van [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of een ICI Paris pas en/of
- één of meer (huis)sleutel(s) en/of sleutelhanger(s) en/of
- een (dames)jas,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak op en/of verbreking van één of meer ra(a)m(en) van voornoemde woning en/of door middel inklimmingin voornoemde woning;
2: (gevoegde zaak 689.591/14)
hij op of omstreeks 24 mei 2014 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een telefoon (merk Samsung Galaxy S4), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) dat hij, verdachte en/of zijn mededader(s) voornoemde [slachtoffer 3] bij zijn (boven)lichaam heeft/hebben vastgepakt en/of vastgehouden en/of eenmaal of meermalen in/tegen het gezicht en/of tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben geslagen en/of gestompt en/of de broekzak van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben doorvoeld en/of afgetast en/of doorzocht.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot andere beslissingen komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 2 is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewijsoverweging ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde

De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep, aan de hand van de overgelegde pleitnotities, aangevoerd – kort samengevat – dat de verdachte primair vrijgesproken dient te worden nu hij niet betrokken is geweest bij de daadwerkelijke inbraak en daarvan ook geen wetenschap had. Ook heeft de rechtbank ten onrechte de verdachte veroordeeld voor medeplegen en is de bewezenverklaring onvoldoende gemotiveerd.
Het hof overweegt als volgt.
Op 10 november 2013 heeft ‘s avonds een inbraak plaatsgevonden in een woning in de “korte flat” aan de [adres 2] te Amsterdam, terwijl de bewoonster en haar dochter thuis waren. In het dossier bevinden zich afdrukken van camerabeelden die in de betreffende flat aan de [adres 2] zijn gemaakt. De beelden zijn gemaakt rond het tijdstip van de inbraak. Op de beelden is de verdachte te zien terwijl hij rond 22:27:52 uur naar de buitendeur van de korte flat loopt, waarna de medeverdachte [medeverdachte] rond 22:27:59 uur de flat betreedt en zij samen door de toegangshal lopen. Korte tijd later is te zien dat beide verdachten de korte flat verlaten waarbij te zien is dat verdachte [verdachte] een zwarte tas bij zich heeft. Op pagina 60 van het dossier is een afdruk van de camerabeelden te zien waarop de verdachte, samen met de medeverdachte staand in de lift van de flat waar de verdachte woont – de “lange flat” – met zijn hand in een tas reikt. Uit de woning aan de [adres 2] zijn een tas en een laptop gestolen. Deze tas is later in de “lange flat” aangetroffen op de verdieping waar de verdachte woont. De medeverdachte draagt op de camerabeelden een laptop bij zich.
Het hof is van oordeel dat gelet op de gedragingen van de verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm de conclusie getrokken kan en moet worden dat hij heeft ingebroken in de woning aan de [adres 2].
De door de verdachte gegeven alternatieve verklaring dat hij voor jongens die hij niet kent een tas heeft gedragen, is naar het oordeel van het hof niet onderbouwd en is overigens ook niet aannemelijk geworden. Daarbij komt dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd over dit scenario, met name over de situatie voordat hij de andere jongens tegenkwam en over het aantal jongens.
Zo verklaart de verdachte bij de politie (pagina 250) dat hij, nadat hij bij een vriend die woont op [adres 3] (de precieze straat kan hij niet noemen), was weggegaan,
drievrienden (wier namen hij niet wil noemen) tegenkwam die hem vroegen te helpen met het dragen van een aantal spullen, die zij gingen ophalen in de korte flat.
Bij de rechter-commissaris heeft de verdachte op 22 november 2013 echter verklaard dat hij met een vriend naar [adres 3] gegaan is, daar een serie heeft bekeken, samen met zijn vriend is weggegaan, die vervolgens richting een winkelcentrum liep terwijl verdachte zelf richting huis ging. Ergens voorbij een flat heeft verdachte
tweejongens bij een portiek zien staan, [naam] en [medeverdachte] (medeverdachte [medeverdachte]) , die hij van vroeger kent en die hem vroegen of hij de sleutel van de trappenhal had en of hij even meeliep.
Ter terechtzitting in eerste aanleg op 4 september 2014 heeft de verdachte tenslotte verklaard dat hij bij een vriend in de korte flat op de tweede etage naar een tv-serie gekeken heeft, dat hem werd gevraagd of hij de deur van beneden open wilde doen, hetgeen hij vervolgens gedaan heeft. Er kwam iemand die hij half kende, van gezicht. Met hem is hij naar boven gegaan, waar toen nog twee jongens waren; in totaal ging het dus om
driejongens.
Tenslotte is het hof van oordeel dat de verdachte de inbraak
in verenigingheeft gepleegd en overweegt hiertoe als volgt. Het hof stelt voorop dat de betrokkenheid bij een strafbaar feit als medeplegen kan worden bewezenverklaard indien is komen vast te staan dat bij het begaan daarvan sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking. Uit de bewijsmiddelen leidt het hof met betrekking tot de betrokkenheid van verdachte bij het ten laste gelegde het volgende af.
De aangeefster heeft verklaard dat haar dochter mannen hoorde praten voor haar slaapkamerraam, aangeefster zelf heeft verklaard dat zij het beeld had dat het om minimaal twee personen moest gaan. In het dossier bevindt zich vanaf pagina 43 een beschrijving van de camerabeelden gemaakt in de “korte flat” en in de “lange flat”. De verdachte is door verbalisanten herkend op de afdrukken van de camerabeelden in het dossier en de verdachte heeft zelf ook bevestigd dat hij een van de personen is die in de lift (in de lange flat) te zien is. Uit de beschrijving van de camerabeelden blijkt dat de verdachte de toegangsdeur van de “korte flat” voor de medeverdachte heeft geopend, waarna zij samen in de flat zijn verdwenen. Voorts bevindt zich een beschrijving in het dossier waaruit blijkt dat de verdachte, samen met zijn medeverdachte, in de lift van de “lange flat” staat, de flat waar de verdachte woont. In de lift heeft de verdachte een tas vast en de medeverdachte heeft een laptop vast. Met deze goederen worden naar het oordeel van het hof actieve handelingen verricht. De laptop wordt samen bekeken en de verdachte haalt uit de tas een wit pasje dat aandachtig wordt bekeken. Voorts is beschreven dat de tas door de verdachte en zijn medeverdachte aandachtig wordt doorzocht waarbij zij meerdere malen met hun hand in de tas reiken. Uit de aangifte blijkt dat onder andere een laptop en een tas zijn weggenomen bij de woninginbraak.
Op grond van het voorgaande oordeelt het hof dat sprake is geweest van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en zijn medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht het hof het ten laste gelegde medeplegen bewezen.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1:
hij op 10 november 2013 gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (omstreeks 22:44 uur) te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (perceel: [adres 2]) heeft weggenomen:
- twee portable computers merk Asus en Compact en een tablet, merk/type: Apple/Ipad II , en
- twee mobiele telefoons, merk/type: Alcatel en Samsung/Galaxy S2, en
- een tas met inhoud, te weten: bankpassen, en
- een portemonnee met inhoud, te weten: een geldbedrag van ongeveer 150 euro, één pasfoto, ziektekostenpassen (AGIS) en een ICI Paris pas, en
- één huissleutel en sleutelhanger, en
- een jas,
toebehorende aan [slachtoffer 1],
waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak van één raam van voornoemde woning.
Hetgeen onder 1 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder feit 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Daarnaast is de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder, voorwaardelijk, opgelegde taakstraf voor de duur van 30 uur toegewezen.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder feit 1 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een taakstraf voor de duur van 240 uur subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis, met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft daarnaast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van 4 oktober 2012 van de kinderrechter in het arrondissement Amsterdam gelast, bestaande uit een werkstraf voor de duur van 30 uur.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak in vereniging. De verdachte heeft in de nachtelijke uren ingebroken door middel van braak van een raam en door dat raam de woning betreden. Het jonge kind van aangeefster is uit angst bij haar moeder in bed gekropen, waarna beiden hebben moeten ervaren dat de inbrekers tot pal naast het bed waarin zij beiden zich bevonden de woning aan het doorzoeken waren naar goederen van hun gading. Voor aangeefster en haar kind moet dit alles zeer angstaanjagend zijn geweest. De slachtoffers hebben hierdoor materiele schade en hinder ondervonden. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft de verdachte ernstig inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Zoals blijkt uit een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 5 februari 2016 is de verdachte eerder meermalen ter zake van onder meer vermogensdelicten onherroepelijk veroordeeld.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdediging aangevoerd dat de verdachte zijn leven inmiddels beter op orde heeft en begeleid woont bij [naam instantie].
Het hof is van oordeel dat dit bijzonder ernstige feit een onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigt, maar gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en het tijdverloop acht het hof een forse taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

Vordering tenuitvoerlegging

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de Kinderrechter te Amsterdam van 4 oktober 2012 opgelegde voorwaardelijke werkstraf 30 uren subsidiair 15 dagen jeugddetentie. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, zoals naar voren komt uit de verdere inhoud van dit verkorte arrest. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
200 (tweehonderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
100 (honderd) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de kinderrechter te Amsterdam van 4 oktober 2012, parketnummer 13-670654-12, te weten van:
taakstrafbestaande uit een
werkstrafvoor de duur van
30 (dertig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
15 (vijftien) dagenjeugddetentie.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. F.A. Hartsuiker, mr. E. Mijnsberge en mr. M.M. van der Nat , in tegenwoordigheid van
mr. L.J.M. Klop, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
8 maart 2016.
Mr. M.M. van der Nat is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]