ECLI:NL:GHAMS:2016:818

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
1 maart 2016
Publicatiedatum
8 maart 2016
Zaaknummer
14/00812
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Douanerechtelijke indeling van punniksets en terugbetaling van invoerrechten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 1 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep over de indeling van punniksets voor douanedoeleinden. De belanghebbende, [X B.V.], had een verzoek ingediend tot terugbetaling van invoerrechten van € 708,37, dat door de inspecteur van de Belastingdienst/Douane eerder niet-ontvankelijk was verklaard. Na bezwaar werd het verzoek ontvankelijk verklaard, maar de rechtbank Noord-Holland verklaarde het beroep van de belanghebbende ongegrond. De belanghebbende ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

Het geschil in hoger beroep betrof de juiste indeling van de punniksets, die bestaan uit een houten punnikklosje, een punniknaald en drie bolletjes wol. De inspecteur stelde dat de sets onder GN postonderverdeling 9503 00 70 moesten worden ingedeeld als speelgoed, terwijl de belanghebbende betoogde dat de indeling onder GN postonderverdeling 4421 90 98, als andere houtwaren, correct was. Het Hof oordeelde dat de punniksets hun wezenlijk karakter ontlenen aan het houten punnikklosje, en dat deze niet als speelgoed kunnen worden ingedeeld, omdat ze niet specifiek voor kinderen zijn vervaardigd.

Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank en oordeelde dat de punniksets correct onder de GN postonderverdeling 4421 90 98 moeten worden ingedeeld. Tevens werd de inspecteur veroordeeld tot terugbetaling van het bedrag van € 708,37 en het griffierecht in beide instanties. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

Kenmerk 14/00812
1 maart 2016
uitspraak van de meervoudige douanekamer
op het hoger beroep van
[X B.V.]gevestigd te [Z] , belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak met kenmerk HAA 13/4455 van de rechtbank Noord-Holland (hierna: de rechtbank) in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane, de inspecteur.

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft met dagtekening 17 januari 2012 (
Hof: kennelijk is bedoeld 2013) een verzoek ingediend tot terugbetaling van het bedrag van € 708,37 betreffende aangifte IM4 [nummer] . De inspecteur heeft dit verzoek bij beslissing van 25 maart 2013 niet-ontvankelijk verklaard.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak gedagtekend 18 september 2013 het verzoek ontvankelijk verklaard en de UTB gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak van de inspecteur beroep ingesteld bij de rechtbank. Bij uitspraak van 3 oktober 2014 heeft de rechtbank het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard.
1.4.
Het tegen deze uitspraak door belanghebbende ingestelde hoger beroep is door het Hof op 13 november 2014 ontvangen. Belanghebbende heeft het hoger beroep aangevuld bij brief van 10 december 2014. De inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 2 februari 2016. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat met deze uitspraak wordt meegezonden.

2.Feiten

2.1.
De rechtbank heeft in haar uitspraak de volgende feiten vastgesteld. Belanghebbende wordt daarin aangeduid als ‘eiseres’:
“1. Op 18 januari 2010 heeft eiseres een aangifte brengen voor het brengen in het vrije verkeer, aangiftenummer IM-A NL [nummer] hierna: de aangifte) gedaan voor 1251 cartons ‘knitting sets’ met goederencode 9605 00 00 00. De aangifte is niet door de douane gecontroleerd, doch administratief afgedaan. Naar aanleiding van de aangifte is de utb uitgereikt. De toestemming tot wegvoering van 18 januari 2010 vermeldt dat de geadresseerde [Y B.V.] is.
2. In de aangifte, de bijbehorende facturen en paklijsten worden de goederen omschreven als ‘knitting set’. In de bij de aangifte behorende certificaten van oorsprong Form A zijn de goederen omschreven als ‘wooden toys’. In de bijlage bij de express cargo bill, nummer NBORTM049468 staat als omschrijving van de goederen ‘wooden toys’ en met als naam van het product ‘knitting set’.
3. Bij het verzoek is een afbeelding overgelegd van houten figuren en een hoeveelheid wol met als omschrijven ‘houten punnikset’ met onderschrift: “Inclusief wol in diverse kleuren en punnik-instructie. Keuze uit diverse figuren.”
Tijdens de bezwaarfase heeft eiseres een mail met bijlage, afkomstig van [a] , de importeur, overgelegd, waarin een afbeelding is opgenomen van een (onbewerkt) houten klosje met drie bolletjes wol en met als artikelomschrijving ‘Punnikklosje’.
Ter zitting heeft eiseres een kopie van een folder van Kruidvat uit 2010 overgelegd met daarop een afbeelding van een punnikset met als bijschrift “Bevat een punnikklosje, punniknaald en 3 klosjes wol. Keuze uit 3 kleurencombinaties.”
2.2.
Nu de hiervoor vermelde feiten door partijen op zichzelf niet zijn bestreden zal ook het Hof daarvan uitgaan. In aanvulling hierop stelt het Hof de volgende feiten vast.
2.3.
De inspecteur bestrijdt in hoger beroep niet langer dat belanghebbende heeft ingevoerd zogeheten punniksets (‘knitting sets’), bestaande uit een houten punnikklosje, een punniknaald en drie bolletjes wol, waarvan een foto tot de stukken van het geding behoort.
2.4.
Met toestemming van de inspecteur heeft belanghebbende in het geding gebracht een afschrift van het oorsprongscertificaat alsmede foto’s van de website www. […] .com waarop is te zien afbeeldingen van de houtbewerkingswerkplaats van exporteur [b] te [plaats] , China.

3.Geschil in hoger beroep

3.1.
In hoger beroep is niet meer in geschil dat de door belanghebbende aangegeven post 9605 onjuist is.
3.2.
Partijen houdt in hoger beroep enkel nog verdeeld of de punniksets dienen te worden ingedeeld onder GN postonderverdeling 4421 90 98, zoals belanghebbende voorstaat, of onder GN postonderverdeling 9503 00 70, zoals de inspecteur stelt. Niet in geschil is dat, wanneer het gelijk aan belanghebbende is, haar verzoek om terugbetaling van invoerrechten dient te worden toegewezen.
3.3.
Voor de standpunten van partijen wordt verwezen naar de gedingstukken. Voor hetgeen partijen ter zitting hebben aangevoerd wordt verwezen naar het proces-verbaal van de zitting.

4.Relevante wettelijke bepalingen

4.1.
De in geding zijnde posten luiden (in 2010) als volgt:
HOOFDSTUK 44
HOUT, HOUTSKOOL EN HOUTWAREN
Aantekeningen:
1. Dit hoofdstuk omvat niet:
a. (…)
p. artikelen bedoeld bij hoofdstuk 95 (bijvoorbeeld speelgoed, spellen, sportartikelen);
(…)
4421 andere houtwaren%
4421 10 00 - kleerhangers vrij
4421 90 - andere:
4421 90 91 - - van vezelplaat 4
4421 90 98 - - andere vrij
(…)
HOOFDSTUK 95
SPEELGOED, SPELLEN, ARTIKELEN VOOR ONTSPANNING EN SPORTARTIKELEN; DELEN EN TOEBEHOREN DAARVAN
(…)
9503 Driewielers, autopeds, pedaalauto's en dergelijk speelgoed op wielen; poppenwagens; poppen; ander speelgoed; modellen op schaal en dergelijke modellen voor ontspanning, ook indien bewegend; puzzels van alle soorten:
(…)
9503 00 70 -ander speelgoed, aangeboden in assortimenten of in stellen (http://www.inenuitvoer.nl/inenuitvoer/gebruikstarief/index.html/contentid/2_95/tariefCode/3_g9503007000--0/refCode/g9503007000--0) 4,7
GS Toelichting op post 9503
“Deze post omvat speelgoed dat hoofdzakelijk is bestemd voor het vermaak van personen (kinderen en volwassenen). (...) Onder deze post vallen onder meer:
(…)
13. ‘ Assortimenten' van deze onderverdeling bestaan uit twee of meer verschillende soorten artikelen (hoofdzakelijk voor amusement), aangeboden in dezelfde verpakking voor de kleinhandel zonder herverpakking.
Artikelen van dezelfde onderverdeling, behalve diegene die vallen onder onderverdelingen
9503 0095 (http://www.inenuitvoer.nl/inenuitvoer/gebruikstarief/zoek/index.html/GoodCode/9503%200095/)of
9503 0099 (http://www.inenuitvoer.nl/inenuitvoer/gebruikstarief/zoek/index.html/GoodCode/9503%200099/)(aangezien daaronder diverse artikelen van verschillende soorten kunnen vallen), worden niet als verschillende soorten artikelen aangemerkt.
Behalve de artikelen die een assortiment vormen, kunnen eenvoudige accessoires of voorwerpen van minder belang die bestemd zijn om met de artikelen te worden gebruikt (bijvoorbeeld een wortel van kunststof of een borstel van kunststof voor een speelgoeddier), aanwezig zijn.
Uit hoofde van Aantekening 4 IDR op hoofdstuk 95 vallen onder deze onderverdeling assortimenten die bedoeld zijn voor het amusement van kinderen, bestaande uit artikelen van post 95.03 in combinatie met één of meer artikelen die, indien afzonderlijk aangeboden, zouden worden ingedeeld onder andere posten, op voorwaarde dat de combinaties het wezenlijke karakter van speelgoed hebben. Voorbeelden zijn:
- assortimenten bestaande uit speelgoed in de vorm van spuitgietvormen en vormen voor boetseerpasta samen met andere artikelen zoals verftubes of -tabletten, boetseerpasta, potloden en krijtjes,
- opmaaksets voor kinderen bevattende artikelen van post 95.03 in combinatie met preparaten van post 33.04.
Opmaaksets voor kinderen met preparaten van post 33.04die geen artikelen van post 95.03 bevatten, zijn evenwel uitgesloten (post 33.04).
De ‘stellen’ van deze onderverdeling bestaan uit twee of meer verschillende artikelen aangeboden in dezelfde verpakking voor de kleinhandel, zonder herverpakking, en zijn specifiek voor een bepaald soort amusement, werk, persoon of beroep, zoals educatief speelgoed.”

5.Beoordeling van het geschil

5.1.
De rechtbank heeft voor zover in hoger beroep nog relevant als volgt geoordeeld:
“(…) Naar het oordeel van de rechtbank is eiseres er niet in geslaagd aan te tonen dat de in de aangifte gebruikte goederencode onjuist is. Gelet op deze stand van zaken komt de rechtbank niet toe aan de vraag omtrent de indeling. (…)”
5.2.
In hoger beroep zijn partijen het er over eens geworden dat de door belanghebbende aangegeven post 9605 onjuist is. Voorts zijn partijen het erover eens zijn dat het ingevoerde product een punnikset is, bestaande uit een punnikklosje, een punniknaald en drie bolletjes wol. In hoger beroep ligt voor het Hof enkel nog de indeling van deze punnikset in de GN voor.
5.3.
Naar ’s Hofs oordeel heeft belanghebbende, op wie ter zake de bewijslast rust, met al hetgeen hij daartoe heeft aangevoerd en in het bijzonder het oorsprongscertificaat met daarop vermeld “wooden toys”, de foto’s van het product en een afschrift van afbeeldingen van de houtbewerkingswerkplaats van exporteur [b] , aannemelijk gemaakt dat de punnikklosjes in de punniksets gemaakt zijn van hout.
5.4.
Gelet op aantekening 1, onder p, op hoofdstuk 44 van de GN, zal het Hof eerst beoordelen of de punniksets vatbaar zijn voor indeling als speelgoed van post 9503.
5.5.
Onder verwijzing naar de bewoordingen van de post en de toelichting daarop wordt onder
‘speelgoed’verstaan: voorwerpen waarmee kinderen spelen, bepaaldelijk die welke daartoe bestemd en vervaardigd zijn.
5.6.
Naar het oordeel van het Hof is punniken een handwerk- c.q. rondbreitechniek die niet enkel of hoofdzakelijk door kinderen wordt beoefend. Het punnikklosje heeft niet de vorm van een paddenstoel, sprookjesfiguur of enige ander figuratieve vorm en is vervaardigd van blank hout. Niet gezegd kan daarom worden dat de punniksets bestemd of vervaardigd zijn voor kinderen. Dat op de punniksets vermeld staat dat zij niet geschikt zijn voor kinderen van 0-3 jaar, doet daaraan niet af en de omstandigheid dat de sets zijn vervaardigd door een speelgoedfabrikant evenmin. De punniksets kunnen mitsdien niet als speelgoed onder post 9503 worden ingedeeld.
5.7.
Indelingsregel 3b bepaalt dat goederen in stellen of assortimenten, opgemaakt voor de verkoop in het klein, worden ingedeeld naar de stof of naar het goed waaraan de stellen of de assortimenten hun wezenlijk karakter ontlenen, indien dit kan worden bepaald. Belanghebbende stelt dat de punniksets hun wezenlijk karakter ontlenen aan het
houtenpunnikklosje.
5.8.
Uit de GS-toelichting op indelingsregel 3b volgt dat de factor die doorslaggevend is bij het bepalen van het wezenlijk karakter kan verschillen van de ene soort van goederen tot de andere. De goederen kunnen hun wezenlijk karakter ontlenen aan de stof waaruit zij bestaan, aan de artikelen waaruit zij zijn samengesteld, aan de omvang, de hoeveelheid, het gewicht en de waarde daarvan, ofwel aan de belangrijkheid van de samenstellende stoffen ten opzichte van het gebruik dat van de goederen zal worden gemaakt.
5.9.
Het punnikklosje, dat eveneens kan worden gebruikt als de bijbehorende wol op is, is reeds daarom van groter belang voor het gebruik van de punniksets dan de wol. In vergelijking met de punniknaald is het punnikklosje groter in gewicht en omvang dan de naald. Daarbij komt dat de punnikklos essentieel is voor de punniktechniek. Om die redenen verschaft de houten punnikklos het wezenlijk karakter aan de punniksets en dient de indeling onder postonderverdeling 4421 90 98 te geschieden.
Slotsom
5.10.
De slotsom is dat het hoger beroep gegrond is en dat de uitspraak van de rechtbank dient te worden vernietigd.

6.Proceskosten en griffierecht

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Awb omdat niet is gebleken van beroepsmatig door een derde verleende rechtsbijstand. De inspecteur zal wel worden veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht in beide instanties.

7.Beslissing

Het Hof:
  • vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
  • vernietigt de uitspraak van de inspecteur;
  • vernietigt de beschikking van de inspecteur op het verzoek om terugbetaling;
  • gelast de inspecteur tot terugbetaling van het bedrag van € 708,37 betreffende douaneaangifte [nummer] over te gaan;
  • gelast de inspecteur het door belanghebbende betaalde griffierecht in beroep (€ 318) en hoger beroep (€ 493) ten bedrage van in totaal € 811 te vergoeden.
De uitspraak is gedaan door mrs. E. Polak, voorzitter, A. Bijlsma en B.A. van Brummelen, leden van de douanekamer, in tegenwoordigheid van mr. N.A.J. den Ouden als griffier. De beslissing is op 1 maart 2016 in het openbaar uitgesproken.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.