ECLI:NL:GHAMS:2016:806

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
3 maart 2016
Publicatiedatum
7 maart 2016
Zaaknummer
23-002862-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake rijden onder invloed door beginnend bestuurder met alcoholgehalte boven de toegestane norm

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 3 maart 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1991, werd beschuldigd van het rijden onder invloed van alcohol op 5 augustus 2013 te Overveen, gemeente Bloemendaal. Het hof oordeelde dat, hoewel niet uitgesloten was dat de verdachte na het besturen van de auto alcohol had gedronken, het bewezen was dat het alcoholgehalte op het moment van besturen meer dan 88 microgram per liter uitgeademde lucht was. De verdachte had een rijbewijs dat minder dan vijf jaar geleden was afgegeven, wat de ernst van de overtreding vergrootte.

Tijdens de zitting in hoger beroep op 18 februari 2016 werd de vordering van de advocaat-generaal besproken, evenals de verdediging van de verdachte. De verdediging stelde dat niet kon worden vastgesteld dat de verdachte onder invloed was op het moment van het ongeval. Het hof oordeelde echter dat de verdachte, gezien de omstandigheden en verklaringen, wel degelijk onder invloed was. De verdachte had verklaard dat hij na het ongeval twee biertjes had gedronken, maar het hof achtte het aannemelijk dat hij voor het ongeval al meer alcohol had genuttigd.

Het hof vernietigde het vonnis van de politierechter en legde een geldboete op van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 6 maanden met een proeftijd van 2 jaren. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren begaan, evenals met het feit dat de verdachte eerder een transactie had gekregen voor het onder invloed besturen van een fiets of bromfiets.

Uitspraak

parketnummer: 23-002862-15
datum uitspraak: 3 maart 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 25 juni 2015 in de strafzaak onder parketnummer 15-177180-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1991,
adres: [adres]

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 18 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Gelet op de in hoger beroep door het gerechtshof toegelaten wijziging is aan de verdachte ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 5 augustus 2013 te Overveen, gemeente Bloemendaal als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 475 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen vijf jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en/of terwijl nog geen zeven jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en verdachte op het ogenblik van die afgifte nog niet de leeftijd van achttien jaren had bereikt en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring en een andere strafoplegging komt dan de politierechter.

Bewijsoverweging

Het standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep bepleit dat de verdachte van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat de verdachte op het moment van het ongeval met meer dan de (op dat moment voor hem) toegestane hoeveelheid alcohol op heeft gereden.
Het standpunt van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat niet uitgesloten kan worden dat de verdachte tussen het moment van het ongeval en de aanhouding alcohol heeft gedronken, zodat niet bewezen kan worden dat het alcoholgehalte op het moment van het besturen van de auto 475 microgram per liter uitgeademde lucht was. Hij acht echter wel wettig en overtuigend bewezen dat het alcoholgehalte van de verdachte op het moment van het ongeval meer dan 88 microgram per liter uitgeademde lucht was.
Het oordeel van het hof
De verdachte is op 4 augustus 2013 omstreeks middernacht samen met [getuige] met de auto vertrokken van een feest. De verdachte was de bestuurder van de auto. Op de weg naar huis heeft een ongeval plaatsgevonden, waarbij de verdachte tegen en door een hek is gereden. De verdachte en [getuige] hebben vervolgens [getuige 2] gebeld om de auto weg te slepen. Bij het wegslepen van de auto is de verdachte omstreeks 03.50 uur aangehouden en heeft hij een blaastest gedaan. Op dat moment was het alcoholgehalte van de verdachte 475 microgram per liter uitgeademde lucht.
De verdachte heeft zich bij zijn eerste verhoor op de vraag of het ongeval onder invloed van alcohol heeft plaatsgevonden, op zijn zwijgrecht beroepen. Bij het tweede verhoor heeft hij verklaard tussen het ongeval en de blaastest 2 biertjes te hebben gedronken bij [getuige] thuis. Eerst ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte gesproken over sterke drank dat hij bij [getuige] zou hebben genuttigd.
Het hof is, gelet op de verklaring van de verdachte tijdens zijn tweede verhoor, de verklaring van [getuige] bij de raadsheer-commissaris en het tijdsbestek gelegen tussen het ongeval en de aanhouding, met de advocaat-generaal van oordeel dat niet kan worden uitgesloten dat de verdachte tussen het moment van het ongeval en het moment van het afleggen van de blaastest alcohol heeft gedronken. Het hof houdt de verdachte echter aan zijn verklaring hieromtrent zoals afgelegd tijdens zijn tweede verhoor door de politie daags na het ongeval, te weten dat hij 2 biertjes heeft gedronken. Dat de verdachte meer heeft gedronken acht het hof niet aannemelijk, gelet op het feit dat de verdachte pas ter terechtzitting in eerste aanleg heeft verklaard dat hij sterke drank zou hebben gedronken. [getuige] en [getuige 2] hebben bovendien daags na het ongeval gedetailleerde verklaringen afgelegd over de periode tussen het ongeval en de aanhouding, maar hebben niets verklaard over het nuttigen van alcohol door de verdachte na het ongeval. De getuige [getuige] heeft hier bij zijn verhoor door de raadsheer-commissaris weliswaar over verklaard, maar kon toen niet vertellen wat en hoeveel de verdachte gedronken had.
Afhankelijk van het gewicht en de sekse van een persoon, stijgt het alcoholpromillage met 0,2 tot 0,3 promille per standaard glas alcoholische drank. Om een dergelijke hoeveelheid alcohol weer af te breken is ongeveer 1,5 uur nodig. 475 microgram staat gelijk aan ongeveer 1,1 promille. Rekening houdend met het drinken van 2 biertjes na het ongeval enerzijds (in het voor de verdachte meest gunstige geval 0,6 promille) en een afbraakperiode van bijna 4 uur tussen het ongeval en het afleggen van de blaastest anderzijds, kan het naar het oordeel van het hof niet anders dan dat de verdachte op het moment van het ongeval onder invloed was van alcohol en dat het alcoholgehalte op dat moment meer was dan 88 microgram per liter uitgeademde lucht.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 5 augustus 2013 te Overveen, gemeente Bloemendaal als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto) voor het besturen waarvan een rijbewijs was vereist, dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl nog geen vijf jaren waren verstreken sinds de eerste afgifte aan verdachte van een rijbewijs en de eerste afgifte van het rijbewijs op of na 30 maart 2002 heeft plaatsgevonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straffen

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een geldboete van € 350,00, subsidiair 7 dagen hechtenis en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft als beginnend bestuurder auto gereden, nadat hij een grotere dan op dat moment voor hem toegestane hoeveelheid alcoholhoudende drank had genuttigd. Hij heeft hierbij een ongeval veroorzaakt. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen zichzelf, maar ook andere verkeersdeelnemers ernstig in gevaar gebracht.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 februari 2016 is de verdachte weliswaar niet eerder strafrechtelijk onherroepelijk veroordeeld ter zake van soortgelijke strafbare feiten, maar is hem wel eerder een transactie opgelegd ter zake van het onder invloed besturen van een fiets of bromfiets. Het hof houdt hier rekening mee.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid van na te melden duur dan wel hoogte passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24c en 63 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Ontzegt de verdachte ter zake van het bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
6 (zes) maanden.
Bepaalt dat de bijkomende straf van ontzegging niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. N.A. Schimmel, mr. M. Iedema en mr. J.A. Peters, in tegenwoordigheid van mr. N. van Dijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 3 maart 2016.
Mr. Peters is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
=========================================================================
[....]