ECLI:NL:GHAMS:2016:793
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het griffierecht voor onvermogenden in civiele procedures
In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 9 februari 2016, hebben verzoekers verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier om het volledige griffierecht te heffen in hun zaak. Verzoekers, die stellen onvermogend te zijn, hebben aangevoerd dat zij recht hebben op een vermindering van het griffierecht op basis van een eerder verleende toevoeging. De griffier had echter vastgesteld dat verzoeker sub 1 geen aanvraag voor een toevoeging had overgelegd bij het aanbrengen van de zaak, wat in strijd is met de Wet Griffierechten Burgerlijke Zaken (WGBZ). De verzoekers hebben op 12 januari 2016 het griffierecht van € 1.615,- voldaan, maar hebben pas na de heffing van het griffierecht de toevoeging overgelegd. Het hof oordeelt dat de verzoekers niet tijdig de benodigde documenten hebben ingediend en dat de griffier terecht het volledige griffierecht heeft geheven. Het hof benadrukt dat het de verantwoordelijkheid van de verzoekers is om op de hoogte te zijn van de toepasselijke wettelijke regels en dat de late indiening van de toevoeging niet kan leiden tot een vermindering van het griffierecht. De beslissing van het hof is dat het verzet ongegrond is verklaard.