ECLI:NL:GHAMS:2016:790
Gerechtshof Amsterdam
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Griffierecht en verzoek om onvermogendentarief in hoger beroep
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Amsterdam, hebben verzoekers bezwaar gemaakt tegen het in rekening brengen van griffierecht voor natuurlijke personen. Verzoeker sub 1 is op 14 januari 2014 in hoger beroep gekomen tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam, waarin hij werd veroordeeld tot betaling van € 4.663,38, exclusief rente en kosten. Bij het indienen van de zaak is een griffierecht van € 308,- geheven, maar verzoekers hebben dit bedrag tot op heden niet betaald. Op 21 januari 2016 hebben verzoekers verzet aangetekend tegen de beslissing van de griffier om niet het tarief voor onvermogenden te hanteren.
Het hof heeft de vraag beoordeeld of het gerechtvaardigd is dat thans een bedrag van € 404,45 van verzoekers wordt gevorderd. Het hof concludeert dat het griffierecht voor onvermogenden slechts wordt geheven indien de vereiste gegevens zijn verstrekt. In deze zaak is het griffierecht van € 308,- correct geheven, aangezien dit het tarief is dat gold voor natuurlijke personen in 2014. Het verzoek om een lager griffierecht van € 79,- is ongegrond, omdat dit tarief enkel geldt bij de rechtbank.
Het hof oordeelt dat de verplichting tot betaling van het griffierecht blijft bestaan, ongeacht de intrekking van de zaak. De beslissing van het hof is dat het verzet ongegrond is, en de griffierechten moeten worden voldaan zoals vastgesteld.