ECLI:NL:GHAMS:2016:730
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Wijziging van kinderalimentatie door fiscale wijzigingen en draagkrachtvergelijking
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Amsterdam diende, ging het om een hoger beroep betreffende de wijziging van de kinderalimentatie als gevolg van fiscale wijzigingen die per 1 januari 2015 in werking traden. De man, appellant, had een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de kinderen, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 328,- per kind per maand, maar door de nieuwe wetgeving en de gewijzigde financiële omstandigheden diende deze herzien te worden. Het hof had eerder in een tussenbeschikking op 1 december 2015 vastgesteld dat er per 1 januari 2015 sprake was van een relevante wijziging van omstandigheden, waardoor de alimentatie opnieuw beoordeeld moest worden.
De man had zijn netto besteedbaar inkomen (NBI) vastgesteld op € 3.145,- per maand, waaruit de draagkracht werd berekend. Het hof hanteerde de formule 70% [NBI – (0,3 NBI + € 875,-)] voor de berekening van de draagkracht, waarbij rekening werd gehouden met de woonlasten en andere lasten. De vrouw, geïntimeerde, had een netto besteedbaar inkomen van € 934,- per maand, wat resulteerde in een lagere draagkracht. De uiteindelijke draagkrachtvergelijking leidde tot een bijdrage van € 212,- per kind per maand, die de man vanaf 1 januari 2015 diende te betalen.
Het hof oordeelde dat de man niet het volledige risico van de vertraging in de procedure diende te dragen, aangezien hij gedurende de procedure een hogere bijdrage had betaald. Daarom werd bepaald dat de vrouw het teveel ontvangen bedrag aan de man diende terug te betalen of met hem diende te verrekenen. De uitspraak werd gedaan door een collegiaal hof, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken op 1 maart 2016.