Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Het verdere verloop van de procedure tot herroeping
2.Verdere beoordeling
‘Een vonnis dat in kracht van gewijsde is gegaan, kan op vordering van een partij worden herroepen indien: a. het berust op bedrog door de wederpartij in het geding gepleegd’. Het begrip bedrog moet ruim worden uitgelegd. Daaronder kan ook vallen het verzwijgen van feiten die tot een voor de wederpartij gunstige afloop van de procedure zouden hebben kunnen leiden. Voldoende is dat feiten en omstandigheden bekend zijn geworden die zozeer de verdenking van bedrog rechtvaardigen, dat de partij die zich bedrogen acht, langs de weg van heropening van het geding de gelegenheid behoort te krijgen de zaak nogmaals aan de rechter voor te leggen opdat die met inachtneming van die feiten en omstandigheden de zaak opnieuw beoordeelt. De rechter zal pas in het heropende geding ten gronde behoeven te onderzoeken of werkelijk bedrog in het voorgaande geding is gepleegd.
“de geleende gelden voor circa 80% zijn belegd in obligaties en voor circa 20% in opties (memorie van grieven p. 5-6 en pleitnota in hoger beroep p. 3-5)”. Een feit dat volgens GeSP de verdenking van bedrog rechtvaardigt is dat in het - recent in het bezit van GeSP gekomen - rapport van 11 augustus 2011, opgesteld door R. ter Haar R.A. van 4iTrust Integrity Services B.V. (hierna: het rapport Ter Haar) wordt geconcludeerd dat uit de jaarverslagen van het Aegon Garantiefonds blijkt dat het Garantiefonds niet in ‘echte’ obligaties heeft belegd. Ter Haar verstaat onder een ‘echte’ obligatie een waardepapier met een vaste nominale waarde en een opbrengst die ieder jaar gelijk is, met ontvangst van de hoofdsom/nominale waarde wanneer de obligatie ‘afloopt’. Een tweede feit dat de verdenking van bedrog rechtvaardigt, ontleent GeSP aan het rapport van 29 maart 2012 van RG.J.M. Braam (hierna: het rapport Braam). Daarin schrijft Braam dat de stellingen in de processtukken van Aegon (kort gezegd 80% is belegd in obligaties en 20% in opties) in strijd zijn met zijn conclusie dat uit de jaarverslagen van het Aegon Garantiefonds 1998 tot en met 2009 niet blijkt dat belegd is in obligaties en andere beleggingen, niet zijnde derivaten (OTC-opties). Het feit dat een begrijpelijke toelichting van Aegon op de conclusies in die rapporten uitblijft, maakt dat GeSP geen andere conclusie kan trekken dan (A) dat de geleende gelden niet daadwerkelijk volledig zijn gestort in het Aegon Garantiefonds en (B) voor zover de gelden wel (deels) zijn gestort dat deze gelden niet daadwerkelijk volledig voor rekening ven risico van de deelnemers zijn belegd. Met de stellingen in de procedure dat Aegon 80% in obligaties en 20% in opties heeft belegd, is bewust de indruk gewekt dat hier sprake was van een veilige en rationele belegging. Nu moet het er voor worden gehouden dat deze stellingen niet kloppen en dat niet alle geleende gelden daadwerkelijk zijn belegd, aldus nog steeds GeSP. Dienaangaande geldt het volgende.
waarbij het neerwaartse koersrisico voor de participanten en deelnemers in deze Portefeuille is begrensd.’ (
Productie 2;Specifieke Bepalingen Spaarbeleg Garantiefonds Januari 2000).