ECLI:NL:GHAMS:2016:5849

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
18 februari 2016
Publicatiedatum
9 juni 2017
Zaaknummer
23-004625-14
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot inbraak in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van een poging tot inbraak, gepleegd op 25 augustus 2014 te Zaanstad. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met anderen pogen om goederen uit een bedrijfspand te stelen, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot het pand hebben verschaft door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, onder andere omdat er enkel aangifte was gedaan van vernieling en niet van poging tot inbraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de poging tot inbraak, onderbouwd door getuigenverklaringen en het aantreffen van inbrekerswerktuigen in de nabijheid van de verdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. Tevens zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet tijdig was ingediend.

Uitspraak

Parketnummer: 23-004625-14
Datum uitspraak: 18 februari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van 10 november 2014 in de strafzaak onder parketnummer 15-185663-14 tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
adres: [adres] .

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
4 februari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging in hoger beroep – ten laste gelegd dat:
hij op 25 augustus 2014 te Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een (bedrijfs)pand gelegen aan de Industrieweg weg te nemen een hoeveelheid hennep en/of een of meer goederen van zijn/hun verdachte(s) gading, geheel of ten dele toebehorende aan een tot op heden onbekend gebleven perso(o)n(en) en/of [bedrijfspand] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen hennep en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking, (met zijn mededader(s)) op het dak van voornoemd pand is/zijn geklommen en/of (vervolgens) een gat in het dak van voornoemd pand heeft/hebben gemaakt (althans een hoeveelheid piepschuim/dakbedekking van voornoemd dak heeft/hebben verwijderd) (terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit was/waren van een hoeveelheid inbrekerswerktuig(en) en/of grote tassen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de rechtbank.

Nadere bewijsoverweging

De raadsman van de verdachte heeft vrijspraak bepleit. Daartoe heeft hij het volgende aangevoerd. Er is enkel aangifte gedaan van vernieling en niet van poging tot inbraak. Ook is niet duidelijk geworden van wie de hennepkwekerij is die in het pand is aangetroffen. Voor oogmerk is van belang vast te stellen wie de eigenaar van de hennep is. Nu deze informatie ontbreekt, kan niet bewezen worden verklaard dat sprake is geweest van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening.
Het hof verwerpt het verweer van de raadsman en overweegt daartoe als volgt.
Op grond van de stukken in het dossier en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, stelt het hof het volgende vast. Op 25 augustus 2014 hebben verbalisanten een melding gekregen dat een getuige mannen op een bedrijfspand op een bedrijventerrein te Zaandam heeft zien lopen. De verbalisanten die kort na de melding ter plaatse zijn gekomen zien op het dak twee mannen rennen. De mannen waren volledig in het zwart gekleed. Eén van de verbalisanten, verbalisant [verbalisant] , heeft één van de personen aangehouden. Deze persoon bleek de verdachte te zijn. In de buurt van de verdachte zijn een rood breekijzer en een kleine blauwe zaklamp aangetroffen. Vervolgens zijn op het midden van het dak meerdere tassen aangetroffen, met in die tassen en daar omheen inbrekerswerktuigen, zoals tangen en ook een aantal lege tassen. Eveneens zagen de verbalisanten dat er op die plek van het dak de dakbedekking en piepschuim waren verwijderd.
Het hof acht de feiten en omstandigheden zoals deze uit de aangifte en de rest van het dossier naar voren komen, mede in aanmerking genomen het feit dat de verbalisanten twee personen op het dak van het bedrijfspand hebben zien lopen, de verdachte als één van deze mannen heeft aangehouden en in de directe omgeving inbrekersgereedschap is aangetroffen rondom een reeds gemaakt gat in de dakbedekking, in sterke mate redengevend voor het bewijs dat de verdachte en zijn mededaders zich schuldig hebben gemaakt aan de ten laste gelegde poging tot inbraak. Gezien deze feiten en omstandigheden kan het oogmerk op wederrechtelijke toe-eigening van goederen die zich in het pand bevonden, bewezen worden verklaard. Door de verdachte is geen plausibele, redelijke en die redengevendheid ontzenuwende verklaring gegeven over zijn aanwezigheid op het dak en het aangetroffen inbrekersgereedschap, waar dat naar het oordeel van het hof wel van hem mocht worden verwacht.
Het hof acht het dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot inbraak in vereniging.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op of omstreeks 25 augustus 2014 te Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand gelegen aan de Industrieweg weg te nemen een of meer goederen van hun gading, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders en zich daarbij de toegang tot voornoemd pand te verschaffen door middel van braak, nu verdachte en/of zijn mededader(s) op het dak van voornoemd pand zijn geklommen en een hoeveelheid piepschuim/dakbedekking van voornoemd dak hebben verwijderd, terwijl hij, verdachte en/of zijn mededader(s) in het bezit waren van een hoeveelheid inbrekerswerktuigen en grote tassen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Noord-Holland heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes weken, met aftrek van het voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vijf weken, met aftrek van het voorarrest
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak. Inbraken, en pogingen daartoe, veroorzaken maatschappelijke onrust en brengen een groot gevoel van onveiligheid teweeg. Door zo te handelen heeft de verdachte schade teweeggebracht en overlast veroorzaakt. Het hof rekent dit de verdachte aan.
Blijkens een de verdachte betreffend Uittreksel Justitiële Documentatie van 25 januari 2016 is de verdachte eerder herhaalde malen voor soortgelijke feiten onherroepelijk veroordeeld. Dit heeft hem er kennelijk niet van weerhouden zich opnieuw aan dit soort feiten schuldig te maken. De advocaat-generaal heeft bij het formuleren van de strafeis rekening gehouden met het tijdsverloop sinds het plegen van dit feit. Het hof ziet geen aanleiding van die eis af te wijken.
Het hof acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.

Beslissing ten aanzien van het beslag

De onder de nummers 1-5, 7, 9-11, 13-27, 31, 34 op de beslaglijst inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven en aan de verdachte toebehorende goederen zullen worden verbeurdverklaard nu het onder 1 bewezenverklaarde begaan is met die goederen en deze dus voor verbeurdverklaring vatbaar zijn.
Het onder 1 ten laste gelegde en bewezen verklaarde is begaan met betrekking tot de onder de nummers 6, 8 en 12 op de beslaglijst genoemde in beslag genomen en nog niet teruggegeven voorwerpen. Zij zijn bij gelegenheid van het onderzoek naar het onder 1 begane misdrijf aangetroffen. Zij zullen worden onttrokken aan het verkeer aangezien zij van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit van die voorwerpen in strijd is met het algemeen belang en/of de wet.
De onder de nummers 28, 32, 33 en 35 op de beslaglijst inbeslaggenomen en nog niet teruggeven en aan de verdachte toebehorende goederen zullen aan de verdachte worden geretourneerd.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De vordering van de benadeelde partij is pas eerst na de behandeling van de strafzaak in eerste aanleg in het geding gebracht. Nu de benadeelde partij zich met haar vordering als gevolg daarvan niet overeenkomstig artikel 51g van het Wetboek van Strafvordering (Sv) in het geding in eerste aanleg heeft gevoegd, is de benadeelde partij gelet op het bepaalde in artikel 421 Sv daartoe ook niet bevoegd in hoger beroep. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 45, 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. PR Handschoen; 1 STK Rugtas; 1 STK Accu lader met snoer; 1 BUN Vuilniszak: 1 TIK Schroevendraaier; 1 STK Schroevendraaier; 1 STK Gereedschap Bahco; 1 STK Waterpomptang; 1 STK Portofoon; 1 STK Sporttas; 1 STK Breekijzer; 2 Rollen Vuilniszakken; 6 STK Tie wrap; 1 STK Blikschaar; 1 STK Blikschaar; 5 STK Snoeischaar; 1 ROL Tape; 1 STK Plakband; 1 STK Schroevendraaier; 1 STK Breekijzer; 1 STK Zaklantaarn; 1 STK Zaklantaarn; 1 PR Handschoen; 2 STK Schroevendraaier; 10 STK grote Tassen; 1 STK Stanleymes.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Bivakmuts; 1 STK Computer; 4 STK Antenne.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
1. STK Sleutel; 1 STK Bestelauto; 1 PR Schoenen; 1 STK Telefoontoestel Blackberry met sim en micro-sd kaart; 1 PR Schoenen; 1 STK Telefoontoestel.
Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. A.M. Kengen, mr. J.A.M. de Wit en mr. P.F.E. Geerlings, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
18 februari 2016.
Mr. A.M. Kengen en mr. M. Venderbosch zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.