In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 18 februari 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte is beschuldigd van een poging tot inbraak, gepleegd op 25 augustus 2014 te Zaanstad. De tenlastelegging omvatte het gezamenlijk met anderen pogen om goederen uit een bedrijfspand te stelen, waarbij de verdachte en zijn mededaders zich toegang tot het pand hebben verschaft door middel van braak. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de raadsman vrijspraak bepleit, onder andere omdat er enkel aangifte was gedaan van vernieling en niet van poging tot inbraak. Het hof heeft echter vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de poging tot inbraak, onderbouwd door getuigenverklaringen en het aantreffen van inbrekerswerktuigen in de nabijheid van de verdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf weken. Tevens zijn de in beslag genomen goederen verbeurd verklaard en is de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze niet tijdig was ingediend.