In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 28 april 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte was beschuldigd van diefstal van bedrijfsgoederen uit een geparkeerde bedrijfsbus, gepleegd op 24 mei 2015 te Hoorn. De tenlastelegging omvatte zowel primair als subsidiair de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal, waarbij hij samen met een medeverdachte handelde. Tijdens de zitting in hoger beroep op 14 april 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte gehoord. De verdediging pleitte voor vrijspraak, stellende dat de verdachte pas na de diefstal betrokken was. Het hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij hij zich toegang tot de plaats van het misdrijf had verschaft door middel van braak. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en legde een taakstraf van 60 uren op, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis. De beslissing is genomen met inachtneming van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan, evenals de persoon van de verdachte, die niet eerder strafrechtelijk was veroordeeld.