ECLI:NL:GHAMS:2016:5826

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
6 september 2016
Publicatiedatum
23 mei 2017
Zaaknummer
200.194.463/01
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling wegens tekortkomingen in verplichtingen

In deze zaak gaat het om de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling van appellanten [X] en [Y], die gezamenlijk als [XY] worden aangeduid. De rechtbank Amsterdam had op 22 juni 2016 de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd, waarna [XY] in hoger beroep gingen. Tijdens de zitting op 30 augustus 2016 hebben zij hun situatie toegelicht, waarbij zij aangaven dat zij sinds februari 2016 op de goede weg zijn en verzochten om een kans om de schuldsanering alsnog te voltooien. Ze gaven aan dat persoonlijke omstandigheden, zoals een verhuizing en de komst van een derde kind, hen hadden belemmerd in het nakomen van hun verplichtingen.

De bewindvoerder heeft echter aangegeven dat [XY] niet tijdig de benodigde informatie heeft verstrekt en dat er een boedelachterstand is ontstaan door belastingteruggaven die niet in de boedel zijn vloeien. Het hof heeft vastgesteld dat [XY] ernstig tekortgeschoten zijn in hun verplichtingen, waaronder de sollicitatieverplichting en de informatieverplichting. Ondanks dat zij inmiddels een fulltime baan hebben, is dit niet voldoende om de eerdere tekortkomingen te rechtvaardigen.

Het hof oordeelt dat de tekortkomingen van [XY] zodanig ernstig en verwijtbaar zijn dat de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het verzoek van [XY] om de looptijd van de schuldsanering te verlengen wordt afgewezen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.194.463/01
insolventienummers rechtbank : C/13/14/548-R en C/13/14/549-R
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 6 september 2016
in de zaak van

1.[X] ,

2. [Y] ,
beiden wonende te Amsterdam,
appellanten,
advocaat: mr. J.C.R. de Lyon te Amsterdam.

1.Het geding in hoger beroep

Appellanten worden hierna gezamenlijk [XY] genoemd en afzonderlijk aangeduid met [X] onderscheidenlijk [Y] .
[XY] zijn bij op 30 juni 2016 per fax ingekomen beroepschrift in hoger beroep gekomen van het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2016, waarbij de rechtbank de toepassing van de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [XY] tussentijds heeft beëindigd.
Het hoger beroep is behandeld ter zitting van 30 augustus 2016. Bij die behandeling zijn [XY] verschenen, bijgestaan door mr. De Lyon voornoemd, die het beroepschrift heeft toegelicht aan de hand van een pleitnotitie die aan het hof is overgelegd. Voorts is de bewindvoerder, [B] , verschenen.
Het hof heeft kennis genomen van het beroepschrift, het dossier van de rechtbank, waaronder de processen-verbaal van de zittingen in eerste aanleg en de door de bewindvoerder uitgebrachte openbare verslagen, alsmede het verslag van de bewindvoerder van 10 augustus 2016, met bijlagen. [XY] en de bewindvoerder hebben desgevraagd verklaard kennis te hebben genomen van de genoemde stukken.

2.Beoordeling

2.1
[XY] hebben in het beroepschrift verzocht om het vonnis waarvan beroep te vernietigen en hen alsnog in staat te stellen de wettelijke schuldsaneringsregeling te voltooien. [XY] hebben erkend dat een en ander niet goed is gelopen in de schuldsanering. Zij hebben evenwel gesteld dat zij sinds februari 2016 op de goede weg zijn en verzoeken daarom nog een kans de schuldsanering met goed gevolg te voltooien onder verlenging van de looptijd. Daartoe hebben [XY] – samengevat en voor zover voor de beslissing van belang – het volgende aangevoerd. Door de verhuizing, de komst van een derde kind en relatieproblemen hebben [XY] hun verplichtingen niet goed kunnen nakomen. Zij hebben beide sinds enige tijd een fulltime baan en de benodigde informatie is reeds aan de bewindvoerder verstrekt. De besteding van de verhuisvergoeding is nog niet helemaal verantwoord, omdat de factuur van de laminaatvloer ontbreekt en de eigenaar van de zaak thans op vakantie is.
[XY] stellen dat zij een bedrag van € 5.000,- hebben gespaard voor de boedel. Zij verzoeken het hof hen een kans te geven de schuldsaneringsregeling alsnog tot een goed einde te brengen.
2.2
De bewindvoerder heeft in hoger beroep het volgende naar voren gebracht. [XY] zijn door haar voortdurend op de verplichtingen in de schuldsaneringsregeling gewezen. Dit heeft niet geleid tot het inzicht en het besef dat de verplichtingen stipt nagekomen moesten worden. Op 29 augustus 2016 te 15.30 uur heeft [X] bij de bewindvoerder twee pakketten met informatie overgelegd. Hierbij bevinden zich ook de bankafschriften over de periode vanaf de aanvang van de schuldsaneringsregeling tot heden. Een vluchtige blik hierop leert de bewindvoerder dat [X] ten tijde van het eerste huisbezoek in Turkije heeft verbleven en dat er diverse belastingteruggaven door [XY] zijn ontvangen die in de boedel hadden moeten vloeien waardoor dit tot een boedelachterstand leidt. Structureel loopt de bewindvoerder achter de feiten aan omdat zij niet tijdig wordt geïnformeerd en schuldenaren pas in actie komen als het te laat is. De bewindvoerder heeft er geen vertrouwen in dat [XY] zich in de toekomst wel zullen houden aan de verplichtingen in de schuldsaneringsregeling.
2.3
Het hof stelt bij zijn beoordeling voorop dat – zoals in het bijzonder blijkt uit artikel 350, derde lid, faillissementswet (Fw) – uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voor de schuldenaar verplichtingen voortvloeien, die hun grond vinden in de doelstelling van die wet. Deze doelstelling komt erop neer dat natuurlijke personen die in een uitzichtloze financiële positie zijn gekomen de kans moet worden geboden weer met een schone lei verder te gaan. Daar staat echter tegenover dat van de schuldenaar een actieve medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling wordt gevergd. Van het ontbreken van de vereiste medewerking kan, onder meer, sprake zijn indien de schuldenaar zijn informatie- en/of sollicitatieverplichting niet nakomt dan wel een boedelachterstand en/of bovenmatige nieuwe schulden heeft laten ontstaan.
2.4
Het hof is van oordeel dat [XY] ernstig zijn tekortgeschoten in meerdere uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Zoals door hen erkend hebben zij ruim anderhalf jaar niet aan de op hen rustende sollicitatieverplichting voldaan. Dat zij thans beide een fulltime baan hebben voor de duur van één jaar is weliswaar positief, maar neemt niet weg dat [XY] zich geruime tijd niet (aantoonbaar) hebben ingespannen een baan te vinden. Niet is gebleken van zodanige omstandigheden die het voor [XY] onmogelijk maakten te solliciteren. Het hof acht het tekortschieten in de nakoming van de inspanningsverplichting dan ook verwijtbaar.
Voorts hebben [XY] vanaf het begin van de schuldsanering niet voldaan aan de informatieverplichting. Het niet verstrekken van de benodigde inlichtingen vormt een voldoende aanwijzing dat bij [XY] de van hen te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. De omstandigheid dat [XY] inmiddels wel alle gevraagde informatie aan de bewindvoerder hebben verschaft, leidt niet tot een ander oordeel. [XY] hebben immers veel te laat deze informatie verstrekt waardoor het voor de bewindvoerder niet meer mogelijk is adequaat in te grijpen, zoals in het geval van de belastingteruggaven die in de boedel hadden moeten vloeien. Daarbij komt dat de thans overgelegde informatie diverse vragen oproept, zoals waarvan [X] het verblijf in Turkije ten tijde van het eerste huisbezoek en de aldaar - door hem gestelde - ondergane operatie heeft kunnen betalen en tevens waarom de belastingteruggaven niet in de boedel zijn gevloeid en wat daarmee is gebeurd. Niet is aannemelijk geworden dat [XY] niet eerder aan de informatieverplichting hadden kunnen voldoen. Het lag op hun weg hulp te zoeken indien zij daaraan behoefte hadden. Met betrekking tot de stand van de boedel overweegt het hof dat deze door de late overlegging van gegevens thans onbekend is. Wel is duidelijk geworden dat de verhuisvergoeding van € 5.000,- nog steeds niet deugdelijk is verantwoord hoewel [XY] daartoe geruime tijd in de gelegenheid zijn geweest. Verder is uit bankafschriften gebleken van diverse belastingteruggaven die niet in de boedel zijn gevloeid. Hierdoor is een substantiële achterstand ontstaan in de afdrachtverplichting, hetgeen [XY] kan worden toegerekend. Zij hadden tijdig stukken moeten overleggen en bovendien in overleg moeten treden over de boedelafdracht. Daarbij komt dat [XY] geen concreet voorstel tot aflossing van de boedelachterstand hebben ingediend.
2.5
Bovenomschreven tekortkomingen vormen voldoende aanwijzing dat bij [XY] de van hen te vergen medewerking aan een doeltreffende uitvoering van de schuldsaneringsregeling ontbreekt. Van deze tekortkomingen valt [XY] een verwijt te maken, zodat deze aan hen kunnen worden toegerekend. Weliswaar hebben [XY] aangevoerd dat zij door privé zaken en zorgen die hun bezighielden niet aan hun verplichtingen hebben kunnen voldoen, maar dit kan geen rechtvaardiging vormen voor het gedurende twee jaar niet nakomen van de verplichtingen in de schuldsaneringsregeling. Zelfs na een laatste kans van de rechtbank te hebben gekregen begin 2016 hebben [XY] slechts een gedeelte van de verplichtingen opgepakt. Gelet op de omvang van de tekortkomingen en de omstandigheid dat niet is gebleken van een concrete plan van aanpak op grond waarvan de bewindvoerder en het hof het vertrouwen hebben dat [XY] vanaf heden de verplichtingen naar behoren zullen nakomen, gaat het hof voorbij aan het verzoek tot verlenging van de looptijd. Ook het verzoek van [XY] om de tekortkoming in de nakoming van de inspanningsverplichting te compenseren met een geldbedrag, kan hen niet baten nu dit verzoek onvoldoende is geconcretiseerd en zoals hiervoor overwogen daarmee de overige tekortkomingen - waaronder die in de nakoming van de verplichting de bewindvoerder tijdig en volledig te informeren - niet (meer) kunnen worden weggenomen. De genoemde tekortkomingen, die niet als geringe tekortkomingen buiten beschouwing kunnen blijven, zijn naar het oordeel van het hof zodanig ernstig en verwijtbaar, dat slechts de tussentijdse beëindiging van de schuldsaneringsregeling gerechtvaardigd is. Het vonnis van de rechtbank zal dan ook worden bekrachtigd.

3.Beslissing

Het hof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, A.S. Arnold en G.H. Lankhorst en in het openbaar uitgesproken op 6 september 2016 in tegenwoordigheid van de griffier.
Van dit arrest kan gedurende acht dagen na de dag van de uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld door middel van een verzoekschrift in te dienen ter griffie van de Hoge Raad.