In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 5 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld voor het telen en bewerken van hennepplanten. De tenlastelegging betrof het opzettelijk aanwezig hebben van ongeveer 330 hennepplanten in een pand te Diemen op 24 februari 2016. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat het tot een andere bewezenverklaring kwam. Het hof achtte wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte opzettelijk heeft bewerkt in een pand een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. Het hof oordeelde dat er geen omstandigheden waren die de strafbaarheid van de verdachte uitsloten. De advocaat-generaal had een taakstraf van 120 uren geëist, maar het hof besloot, rekening houdend met de beperkte rol van de verdachte, om de taakstraf te verlagen naar 40 uren. Het hof weegt de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan mee in zijn beslissing. De verdachte had zich laten inhuren door anderen en was betrokken bij het knippen van henneptoppen, maar had geen zeggenschap over de plantage. Het hof heeft de op te leggen straf gegrond op de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht, en heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis.