Uitspraak
mr. B.J.H. Kesnich, kantoorhoudende te Alkmaar,
mr. A.P. van Oosten, kantoorhoudende te Rotterdam,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
mr. A.P. van Oosten, kantoorhoudende te Rotterdam.
1.Het verloop van het geding
- verzoekster 1 met Koss;
- verzoekster 2 met [A] ;
- verzoeksters gezamenlijk met Koss c.s.;
- verweerster met [AA] ;
- belanghebbenden ieder afzonderlijk met [B] , [C] , [D] en STAK en gezamenlijk met [B] c.s., en
- verweerster en belanghebbenden gezamenlijk met [AA] c.s.
- ii) een bestuurder of commissaris met doorslaggevende stem te benoemen, die zelfstandig bevoegd is [AA] te vertegenwoordigen, en te bepalen dat het salaris en de kosten van deze bestuurder of commissaris ten laste komen van [AA] ;
- iii) alle aandelen in het kapitaal van [AA] over te dragen aan de door de Ondernemingskamer te benoemen bestuurder of commissaris althans aan een onafhankelijke derde, onder de bepaling dat de kosten van deze beheerder ten laste komen van [AA] ;
- iv) althans zodanig (onmiddellijke) voorzieningen te treffen als de Ondernemingskamer in verband met de toestand van [AA] noodzakelijk en adequaat acht.
2.De feiten
het oprichten van, het op enigerlei wijze deelnemen in, het besturen van en toezicht houden op ondernemingen en vennootschappen, in het bijzonder – doch niet daartoe beperkt – hotel, café, restaurantbedrijven.”
Tijdens de vergadering van 23 september jl. heb ik namens Koss Management B.V. en namens [A] kenbaar gemaakt er niet mee akkoord te gaan dat pas na het gereedkomen van de jaarrekening over 2018 enig dividend zal worden uitgekeerd. Dit betekent per saldo namelijk dat deze certificaathouders pas over vijf jaar enig bedrag aan dividend op de certificaten zullen ontvangen.(…)
2015. Dit zijn naar jullie zeggen de volgende.
3.De gronden van de beslissing
- i) Koss c.s. worden, ondanks verzoeken, niet voldoende geïnformeerd over de gang van zaken binnen de onderneming en (het bestuur van) [AA] voldoet derhalve niet aan haar informatieplicht jegens Koss c.s.;
- ii) het door (het bestuur van) [AA] genomen besluit tot nieuwbouw van Hotel Leeuwarden en het besluit tot renovatie van Hotel Haarlem zijn in strijd met het vennootschappelijk belang. Met betrekking tot de nieuwbouw van Hotel Leeuwarden is de investering te groot en te risicovol. Het bestuur heeft ten onrechte geen deugdelijk marktonderzoek verricht, geen (deugdelijke) business case ontwikkeld en de (door)verkoopmogelijkheden niet deugdelijk bestudeerd. Volgens Koss c.s. vertoont het beleid met betrekking tot de bouw van Hotel Leeuwarden en de renovatie van Hotel Haarlem aanzienlijke gebreken, omdat duidelijke criteria en alternatieve plannen ontbreken. De financiële toetsing van investeringen en de controle daarop is onvoldoende. Voorts zijn Koss c.s. ten onrechte niet betrokken bij de besluitvorming dienaangaande;
- iii) een redelijk dividend(beleid) ontbreekt en een redelijk dividend wordt niet uitgekeerd. De door [AA] gemaakte winst wordt vrijwel automatisch toegevoegd aan de reserves. Koss c.s. ontvangen thans (via STAK) geen dividenduitkering en het door Koss c.s. geïnvesteerde vermogen levert geen rendement op. Aan de kant van [AA] c.s. is sprake van onwil hier iets aan te veranderen en [AA] c.s. laten zich vooral door eigen belangen leiden.
- in de periode vanaf 2000 tot en met medio 2012 het reserverings- en dividendbeleid van (het bestuur van) [AA] met volledige instemming van alle certificaathouders is bepaald en uitgevoerd en Koss c.s. – ook in hoedanigheid van bestuurder van STAK respectievelijk [AA] – dit beleid medebepaalden en ondersteunden;
- partijen in het jaar 2013 in overleg waren om hun geschil op te lossen door middel van overname van de certificaten van Koss c.s. door [B] c.s. en [AA] in dit jaar verliesgevend was;
- een relatief korte periode is verstreken sinds Koss c.s. schriftelijk bij brief van 18 april 2014 hebben verzocht om, onder andere, een redelijk dividendbeleid te bepalen en een redelijk dividend uit te keren;
- de bestuurder van [AA] , zo begrijpt de Ondernemingskamer diens uitlatingen daaromtrent (zie r.o. 2.14 en 2.18 en zoals toegelicht ter zitting), het beginsel dat de winst de certificaathouders ten goede komt (vgl. art. 216 lid 1 BW) heeft erkend;
- [AA] heeft gesteld dat de bouw van Hotel Leeuwarden – waartoe reeds in 2012 was besloten en dat op zichzelf een besluit is dat past binnen de bedrijfsstrategie van [AA] – momenteel aan dividenduitkering in de weg staat, en voldoende aannemelijk is geworden dat de financier van [AA] , ABN AMRO Bank N.V., aan de financiering de eis van een minimumgarantievermogen van in beginsel 45% en een ‘dividendlock’ heeft verbonden, terwijl er geen concrete aanwijzingen zijn dat andere banken dan ABN AMRO Bank N.V. – met wie [AA] een jarenlange relatie heeft – in de gegeven omstandigheden bereid zouden zijn geweest financiering te verstrekken waarbij dividenduitkering mogelijk is;
- over het dividend beleid bij de rechtbank Noord-Nederland een bodemprocedure aanhangig is gemaakt tegen [AA] c.s., waarmee het belangrijkste punt dat partijen verdeeld houdt reeds aan een rechterlijk oordeel wordt onderworpen.