ECLI:NL:GHAMS:2016:5728

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
16 december 2016
Publicatiedatum
13 januari 2017
Zaaknummer
001005-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering lijfsdwang wegens gebrek aan ondertekening

Op 16 december 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarbij het Openbaar Ministerie een vordering tot lijfsdwang had ingediend op grond van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend tegen een veroordeelde die eerder was verplicht tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de staat, als gevolg van een ontnemingsmaatregel. De advocaat-generaal had verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van de lijfsdwang, omdat er nog een openstaand bedrag van € 1.170.282,70 was na uitwinning van conservatoir beslag.

Tijdens de zitting in raadkamer werd echter duidelijk dat het dossier niet de vereiste door de advocaat-generaal ondertekende en gedateerde vordering bevatte. De advocaat en de veroordeelde waren niet op de hoogte van de vordering en hadden zich niet kunnen voorbereiden op de behandeling ervan. Het hof constateerde dat de oproeping voor de zitting wel geldig was, maar dat de noodzakelijke documenten ontbraken.

Het hof oordeelde dat de vordering van het Openbaar Ministerie niet kon worden geaccepteerd, omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Hierdoor werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot lijfsdwang. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter en de jongste raadsheer niet in staat waren de beschikking te ondertekenen.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
AV-nummer: 001005-16
rolnummer: 23-003947-08
datum uitspraak: 16 december 2016
Beschikking gegeven op de vordering van het Openbaar Ministerie op grond van artikel 577c, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv), ingediend tegen de veroordeelde:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] [geboortedag] 1948,
adres: [adres] (Spanje)

Procesgang

Dit gerechtshof heeft bij arrest van 18 februari 2011 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel aan de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.553.312. Deze ontnemingsmaatregel is op 6 november 2012 onherroepelijk geworden.
De advocaat-generaal heeft een vordering ingediend die strekt tot het verlenen van verlof tot de tenuitvoerlegging van lijfsdwang, vanwege het - na uitwinning van het conservatoir beslag - nog openstaande bedrag van € 1.170.282,70.
Ter terechtzitting in raadkamer is door de advocaat aangevoerd dat de veroordeelde en hij er niet van op de hoogte waren dat vandaag, naast het verzoek op grond van artikel 577b Sv, ook een vordering op grond van artikel 577c, eerste lid, Sv aan de orde zou zijn. De advocaat heeft een dergelijke vordering niet aangetroffen. Noch de veroordeelde, noch de advocaat heeft zich daarom op de behandeling van de vordering voorbereid.

Het oordeel van het hof

Het hof stelt vast dat de veroordeelde voor de zitting van 2 december 2016 geldig is opgeroepen, teneinde mede te worden gehoord over een vordering in de zin van artikel 577c Wetboek van Strafvordering (een vordering lijfsdwang). Een afschrift van die oproeping is naar de advocaat gestuurd.
Het hof stelt voorts vast dat het dossier niet een door de advocaat-generaal getekende en gedateerde vordering lijfsdwang bevat, terwijl de advocaat-generaal in raadkamer ook geen ondertekende en gedateerde vordering, of kopie daarvan, kon overleggen. Daarmee moet de vordering geacht worden er niet te zijn en dient het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering krachtens artikel 577c Sv.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vordering op de voet van artikel 577c Sv.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. W.M.C. Tilleman en mr. D.J.M.W. Paridaens, in tegenwoordigheid van mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 16 december 2016.
De voorzitter en de jongste raadsheer zijn buiten staat deze beschikking te ondertekenen.