ECLI:NL:GHAMS:2016:5728
Gerechtshof Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in vordering lijfsdwang wegens gebrek aan ondertekening
Op 16 december 2016 heeft het Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak waarbij het Openbaar Ministerie een vordering tot lijfsdwang had ingediend op grond van artikel 577c van het Wetboek van Strafvordering. De vordering was ingediend tegen een veroordeelde die eerder was verplicht tot betaling van een aanzienlijk bedrag aan de staat, als gevolg van een ontnemingsmaatregel. De advocaat-generaal had verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van de lijfsdwang, omdat er nog een openstaand bedrag van € 1.170.282,70 was na uitwinning van conservatoir beslag.
Tijdens de zitting in raadkamer werd echter duidelijk dat het dossier niet de vereiste door de advocaat-generaal ondertekende en gedateerde vordering bevatte. De advocaat en de veroordeelde waren niet op de hoogte van de vordering en hadden zich niet kunnen voorbereiden op de behandeling ervan. Het hof constateerde dat de oproeping voor de zitting wel geldig was, maar dat de noodzakelijke documenten ontbraken.
Het hof oordeelde dat de vordering van het Openbaar Ministerie niet kon worden geaccepteerd, omdat deze niet aan de wettelijke vereisten voldeed. Hierdoor werd het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de vordering tot lijfsdwang. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof, waarbij de voorzitter en de jongste raadsheer niet in staat waren de beschikking te ondertekenen.