Uitspraak
GERECHTSHOF AMSTERDAM
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
- [A-gracht] [huisnummer] te [Z] (woningdeel 129 m2, tuin 0 m2 en taxatiewaarde per m2 € 2.950);
- Keizersgracht 717 H 3E te Amsterdam (woningdeel 97 m2, tuin 0 m2 en taxatiewaarde per m2 € 4.598) op 6 januari 2012 verkocht voor € 450.000;
- Prinsengracht 1123 G te Amsterdam (woningdeel 103 m2, tuin 0 m2 en taxatiewaarde per m2 € 4.738) op 4 maart 2013 verkocht voor € 472.000; en
- Prinsengracht 736 B te Amsterdam (woningdeel 105 m2, tuin 0 m2 en taxatiewaarde per m2 € 3.819) op 15 februari 2011 verkocht voor € 418.000.
3.Geschil in hoger beroep
4.Beoordeling van het geschil
“uit onderzoek is gebleken dat de oppervlakte van het object 93 m2 is. Daarbij komt nog een tuin met een oppervlakte van 36 m2.”. Voorts is de heffingsambtenaar bij de waardevaststelling over het belastingjaar 2016 (onder 2.6) ook uitgegaan van een oppervlakte van 93 m2 voor de woning. Dit strookt ook met de stelling van belanghebbende dat sprake is van een binnenplaats die niet als woonruimte kan worden meegerekend. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar, desgevraagd, niet kunnen verklaren waarom in 2015 en 2016 uitgegaan is van andere oppervlaktematen. Hij heeft verklaard dat hij niet bekend was met gewijzigde omstandigheden. Gelet op hetgeen partijen over en weer hebben gesteld, en mede gelet op de inconsistentie op dit punt van de zijde van de heffingsambtenaar, is het Hof van oordeel dat de heffingsambtenaar de binnenplaats ten onrechte heeft gerekend tot het woongedeelte. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar voorts niet kunnen aangegeven welke consequenties dit heeft voor het overzicht. Het Hof is van oordeel dat aan een binnenplaats niet dezelfde waarde kan worden toegekend als aan een woning. Het Hof concludeert dat het overzicht hiermee reeds dusdanige gebreken vertoont, dat het niet kan dienen als uitgangspunt voor het bepalen van de waarde van de woning op de waardepeildatum.
5.Kosten
- verklaart het hoger beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de rechtbank;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de vastgestelde waarde van de woning tot € 305.000 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
- vermindert de aanslag onroerende zaakbelastingen tot één berekend naar die waarde;
- gelast de heffingsambtenaar het door belanghebbende in het kader van de beroepsfase betaalde griffierecht van € 318 te vergoeden; en
- gelast de heffingsambtenaar het door belanghebbende in het kader van de hoger beroepsfase betaalde griffierecht van € 497 te vergoeden.