In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 14 april 2016. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een aantal ten laste gelegde feiten. Het hof heeft vastgesteld dat het hoger beroep van de verdachte onbeperkt is ingesteld, maar dat er geen hoger beroep openstaat tegen de vrijspraak. Daarom heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak. Het openbaar ministerie heeft eveneens hoger beroep ingesteld, maar ook dit is niet-ontvankelijk verklaard voor wat betreft de vrijspraak.
Het hof heeft de camerabeelden beoordeeld die betrekking hebben op de feiten en heeft geconcludeerd dat deze van voldoende kwaliteit zijn om de verdachte te herkennen. De herkenning door verschillende verbalisanten is als betrouwbaar beoordeeld. Het hof heeft de vorderingen van het openbaar ministerie tot tenuitvoerlegging van eerder opgelegde straffen opnieuw behandeld. De tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf en een voorwaardelijke jeugddetentie zijn omgezet in taakstraffen. Daarnaast zijn bijzondere voorwaarden gesteld aan de proeftijd van de veroordeelde, waaronder meldplicht bij de reclassering en behandeling in een forensische zorginstelling.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep bevestigd voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, met inachtneming van de nieuwe beslissingen omtrent de vorderingen tenuitvoerlegging.