ECLI:NL:GHAMS:2016:5704
Gerechtshof Amsterdam
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Amsterdam inzake voltooide diefstal met gebruik van verklaringen van medeverdachten en herkenning door verbalisanten
In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 30 december 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 maart 2015. De verdachte, geboren in Bulgarije en zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland, was in eerste aanleg veroordeeld voor diefstal. De raadsvrouw van de verdachte heeft in hoger beroep verweer gevoerd, onder andere over het ontbreken van een redelijk vermoeden van schuld op het moment van staandehouding, de betrouwbaarheid van de herkenningen door verbalisanten, en het gebruik van de verklaring van een medeverdachte.
Het hof heeft de verweren van de raadsvrouw verworpen. Ten aanzien van het verweer over het redelijk vermoeden van schuld, oordeelde het hof dat de staandehouding niet onrechtmatig was, ondanks enkele onregelmatigheden. De verdediging had niet voldoende onderbouwd waarom bewijsuitsluiting gerechtvaardigd zou zijn. Wat betreft de herkenning door de verbalisanten, oordeelde het hof dat de beelden en stills voldoende duidelijk waren voor een betrouwbare herkenning. De verklaring van de medeverdachte werd ook als bruikbaar voor het bewijs beschouwd, omdat deze steun vond in andere bewijsmiddelen, ondanks dat de medeverdachte niet als getuige was gehoord.
Uiteindelijk bevestigde het hof het vonnis waarvan beroep, waarbij het hof de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal wettig en overtuigend bewezen achtte, gesteund door de aangifte en camerabeelden. De beslissing van het hof werd genomen door de meervoudige strafkamer, waarbij twee rechters buiten staat waren om het arrest mede te ondertekenen.