ECLI:NL:GHAMS:2016:5699

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
R001739-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheid van het gerechtshof in geval van verzoek teruggave conservatoir beslag

In deze beschikking van het Gerechtshof Amsterdam, gedateerd 9 december 2016, wordt het klaagschrift van de klaagster behandeld, dat betrekking heeft op de teruggave van een in beslag genomen geldbedrag van € 9.250,00. Dit bedrag is in beslag genomen in het kader van een ontnemingsprocedure tegen de echtgenoot van de klaagster, die eerder in hoger beroep was veroordeeld. De rechtbank Noord-Holland had eerder in een andere zaak geen beslissing genomen over het beslag op het geldbedrag. De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd dat het hof niet bevoegd is om het klaagschrift te behandelen, omdat de ontnemingsprocedure aanhangig is bij de rechtbank. Het hof heeft de stukken van de beklagzaak en de strafzaak bestudeerd en gehoord tijdens de openbare behandeling op 11 november 2016. Het hof oordeelt dat de rechtbank Noord-Holland bevoegd is om het klaagschrift te behandelen, aangezien het geldbedrag onder de echtgenoot van de klaagster in beslag is genomen in het kader van de ontnemingsvordering. Het hof verklaart zich onbevoegd en verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, voor verdere behandeling. De beschikking is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van het hof.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
rekestnummer: 001739-15
parketnummer: 23-001941-14
Beschikking van de meervoudige kamer op het op 23 november 2015 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift op de voet van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1986 te [geboorteplaats],
domicilie kiezende aan de [adres]
, ten kantore van haar advocaat [naam].

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift behelst het verzoek tot teruggave aan klaagster van het in de strafzaak met parketnummer
23-001941-14 onder [echtgenoot], de echtgenoot van klaagster, in beslag genomen en nog niet teruggegeven geldbedrag van € 9.250,00.

Procesgang

De rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft op 25 april 2014 vonnis gewezen in de strafzaak met parketnummer 15-840076-13 tegen [echtgenoot]. De rechtbank heeft toen niet beslist over het beslag op voornoemd geldbedrag. [echtgenoot] heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Bij arrest van 27 augustus 2015 in de strafzaak met parketnummer 23-001941-14 heeft dit gerechtshof het vonnis in hoger beroep bevestigd. Namens [echtgenoot] is tegen dat arrest cassatieberoep ingesteld. Bij arrest van
6 september 2016 van de Hoge Raad der Nederlanden is het cassatieberoep van [echtgenoot] verworpen.
Jegens [echtgenoot] is een ontnemingsprocedure aanhangig gemaakt, op het geldbedrag rust in dat kader conservatoir beslag.
De raadkamer van de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, heeft het klaagschrift van klaagster bij beschikking van 30 januari 2014 ongegrond verklaard omdat het belang van strafvordering zich tegen de teruggave van het geldbedrag verzette.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak, alsmede in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer en heeft op 11 november 2016 de advocaat-generaal, de klaagster en de advocaat van de klaagster ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd dat het gerechtshof op grond van het bepaalde in artikel 552a, derde lid, Sv niet bevoegd is het klaagschrift te behandelen. Deze zaak moet worden aangebracht bij de rechtbank, gelet op het feit dat de ontnemingsprocedure daar aanhangig is.
De advocaat heeft in raadkamer opgemerkt dat hij het klaagschrift bij het gerechtshof heeft ingediend op het moment dat hij nog niet wist dat een ontnemingszaak aanhangig was gemaakt.

Beoordeling

Het hof is van oordeel dat met betrekking tot het geldbedrag waarop conservatoir beslag ex artikel 94a, tweede lid, Sv is gelegd, niet het hof maar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, bevoegd is tot kennisneming van het klaagschrift.
Het geldbedrag is onder [echtgenoot] in beslag genomen in het kader van een ontnemingsvordering. Een redelijke uitleg van artikel 552a, derde lid, Sv, in het bijzonder van de daarin voorkomende term 'vervolging', brengt mee dat het klaagschrift had moeten worden ingediend bij genoemde rechtbank, waar het strafrechtelijk financieel onderzoek (SFO) is ingesteld.
Een andere uitleg van deze bepaling heeft immers als ongewenst gevolg dat het hof zou moeten beslissen over een klaagschrift dat betrekking heeft op een beslaglegging in het kader van een SFO, waar het verder geen enkele bemoeienis mee heeft zolang niet tegen de eventuele ontnemingsbeslissing hoger beroep is ingesteld, terwijl een andere rechter zich buigt over het SFO en de ontnemingsvordering.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof zich onbevoegd zal verklaren. Het hof zal de griffier opdracht geven het klaagschrift door te zenden naar genoemde rechtbank.

Beslissing

Het hof:
Verklaart zich onbevoegd tot kennisneming van het klaagschrift.
Verwijst de zaak naar de rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, voor de behandeling ervan met inachtneming van deze beschikking.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de klaagster.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, W.M.C. Tilleman en H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 11 november 2016.