ECLI:NL:GHAMS:2016:5696

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
R001025-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om vergoeding van eigen bijdrage in strafzaak na niet-ontvankelijk verklaring

In deze zaak gaat het om een verzoekschrift van de appellant, die vergoeding vraagt van de eigen bijdrage die hij heeft moeten voldoen in het kader van een toevoeging van een raadsman. De rechtbank Amsterdam had eerder op 10 mei 2016 de appellant niet-ontvankelijk verklaard op basis van artikel 44, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand. Het hoger beroep is ingesteld door de advocaat van de appellant, die aanvoert dat de Raad voor de Rechtsbijstand onterecht niet overgaat tot nihilstelling van de eigen bijdrage, omdat dit geen 'vinkje' is in het geautomatiseerde systeem. Tijdens de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer op 11 november 2016 heeft de advocaat de stelling ingenomen dat de vergoeding van de eigen bijdrage in dit geval zou moeten worden toegewezen.

Het hof heeft de argumenten van de advocaat overwogen en vastgesteld dat de Raad voor de Rechtsbijstand de instantie is die beslist over de hoogte van de vergoeding van de kosten van de raadsman, inclusief de mogelijkheid van nihilstelling en restitutie van de eigen bijdrage. De werkinstructie van de Raad geeft aan dat in gevallen van niet-ontvankelijkheid er geen eigen bijdrage hoeft te worden betaald, maar dat dit niet automatisch geldt voor de appellant in deze zaak. Het hof concludeert dat er mogelijk een andere weg is voor de appellant om nihilstelling van de eigen bijdrage te verkrijgen, maar dat dit niet via de geautomatiseerde weg kan. Daarom is de appellant terecht niet-ontvankelijk verklaard door de rechtbank, en blijft de beschikking in stand.

De beslissing van het hof is om het hoger beroep af te wijzen en de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de appellant te bevelen. De beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam op 9 december 2016.

Uitspraak

Beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001025-16/ (591a Sv HB)
Parketnummer hoofdzaak: 13/665301-14
Beschikking op het hoger beroep tegen de beschikking van de raadkamer van de rechtbank Amsterdam van 10 mei 2016 op het verzoekschrift op de voet van artikel 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1992,
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. [naam],
[adres].

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het toekennen van een vergoeding uit ’s Rijks kas ter zake van:
kosten die verzoeker stelt te hebben gemaakt in verband met rechtsbijstand ten behoeve van de strafzaak met voormeld parketnummer, ten bedrage van € 286,00 (twee maal eigen bijdrage);
kosten ten behoeve van het opstellen, indienen en in raadkamer toelichten van dit verzoekschrift ten bedrage van € 280,00 (zonder mondelinge behandeling) dan wel € 550,00 (met mondelinge behandeling), zijnde de geldende standaardbedragen.

2.Procesverloop

De rechtbank Amsterdam heeft bij beschikking van 10 mei 2016 verzoeker niet-ontvankelijk verklaart gelet op – kort gezegd – het bepaalde in artikel 44, tweede lid, van de Wet op de Rechtsbijstand.
Het hoger beroep is ingesteld namens verzoeker (hierna appellant).
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op 11 november 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van appellant ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat heeft zich namens appellant in raadkamer op het standpunt gesteld dat het beroep dient te worden toegewezen. Hij voert hiertoe aan dat de Raad voor de Rechtsbijstand (hierna: de Raad) bij een niet-ontvankelijkheid onterecht niet overgaat tot nihilstelling van de eigen bijdrage, omdat dit geen ‘vinkje’ is in het geautomatiseerde systeem.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beschikking waarvan beroep.

3.Beoordeling van het verzoek

Het hoger beroep is tijdig ingesteld.
Appellant vraagt om vergoeding van de eigen bijdrage die hij heeft moeten voldoen in het kader van toevoeging van een raadsman door de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van een verzoek om teruggave van in het kader van een strafrechtelijk procedure in beslag genomen zaken. Kort voor de behandeling in raadkamer van het klaagschrift zijn de zaken aan verzoeker geretourneerd, waarop zijn klacht niet-ontvankelijk is verklaard. Blijkens de door de advocaat gegeven toelichting voorziet het (geautomatiseerde) systeem van de Raad voor de Rechtsbijstand, anders dan in het geval van een gegrondverklaring van het klaagschrift, in een dergelijk geval niet in de mogelijkheid nihilstelling en restitutie van de eigen bijdrage te vragen. Om deze reden vraagt verzoeker nu vergoeding van deze kosten op grond van het bepaalde in artikel 591a Sv.
Het hof kan in beginsel de redenering van de advocaat volgen dat in een geval als dit teruggave van de eigen bijdrage mogelijk zou moeten zijn. De Raad is echter de instantie die, wanneer een toevoeging is verleend, beslist over de hoogte van de vergoeding van de kosten van de raadsman, inclusief al dan niet nihilstelling en restitutie van de eigen bijdrage. Dat is dan ook de instelling die in deze, als zij daartoe aanleiding ziet, een oplossing moet bieden.
Het hof heeft kennis genomen van de op openbare en voor iedereen toegankelijke bronnen gepubliceerde werkinstructie van de Raad (http://kenniswijzer.rvr.org/werkinstructies-vaststellen/allerechtsterreinen/art.-28-bvr-vaststelling-van-de-vergoeding.html) waarin over deze kwestie het volgende is opgenomen:

Nihilstelling eigen bijdrage
Als een strafzaak, waarbij rechtzoekende verdachte was, eindigt in vrijspraak, ontslag van alle rechtsvervolging (ovar), technisch sepot/ kennisgeving-niet-verdere-vervolging (knvv), ongegrond beklag-niet-vervolging (art. 12 Sv), nietigverklaring van de dagvaarding of een niet-ontvankelijk verklaring en er is geen straf of maatregel opgelegd, dan hoeft de rechtzoekende geen eigen bijdrage te betalen (artikel 44 lid 2 Wrb). Zijn voor de strafzaak meerdere toevoegingen verstrekt (eerste aanleg en hoger beroep), dan stel je alle opgelegde eigen bijdrages van al deze toevoegingen op nihil. De nihilstelling geldt voor alle toevoegingen die zijn verleend met een S-codering. (..)
Strafzaken niet-verdachten
is niet van toepassing op strafzaken van niet-verdachten (Z-zaken). Uitgezonderd:
• een gegrond verklaard klaagschrift in een beklagprocedure op grond van artikel 552a-552b Sv;
• een klaagschrift op grond van artikel 552a-552b Sv dat niet-ontvankelijk wordt verklaard, omdat naar aanleiding van het klaagschrift de goederen zijn teruggegeven;
• een met de hoofdzaak samenhangende zaak.”
Gelet hierop lijkt het erop dat er een mogelijkheid bestaat om in een geval als hier aan de orde – wellicht niet via de geautomatiseerde weg maar wel op een andere manier – alsnog nihilstelling van de eigen bijdrage te verkrijgen. In dat geval kan verzoeker aanspraak maken op een voorliggende voorziening, en is er voor een vergoeding ex artikel 591a Sv geen plaats. Gelet hierop is verzoeker terecht en op goede gronden door de rechtbank niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek, zodat de beschikking waarvan beroep in stand kan blijven.

4.Beslissing

Het hof:
Wijst af het hoger beroep.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan appellant.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, W.M.C. Tilleman en H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 december 2016.