ECLI:NL:GHAMS:2016:5694

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
R001383-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslag op voertuig en verzoek tot opheffing in strafzaak met schadevergoedingseisen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 11 november 2016 uitspraak gedaan over een klaagschrift dat op 5 juli 2016 was ingediend door de klager, die in 1987 in Roemenië is geboren. Het klaagschrift betreft de opheffing van het beslag op een personenauto die in beslag was genomen in het kader van een strafzaak met parketnummer 23-002428-16. De klager verzocht om teruggave van de auto onder betaling van een voorgestelde zekerheidsstelling van € 5.000,00. De rechtbank Amsterdam had eerder op 22 juni 2016 beslist dat de klager een zekerheidsstelling van € 12.200,00 moest betalen in plaats van de auto terug te krijgen. De klager was veroordeeld voor openlijk geweld in vereniging en zware mishandeling, en had schadevergoedingsmaatregelen opgelegd gekregen aan benadeelde partijen.

Tijdens de behandeling van het klaagschrift in raadkamer heeft de advocaat-generaal geconcludeerd dat het klaagschrift ongegrond verklaard moest worden, omdat het conservatoir beslag van € 12.200,00 ten behoeve van de slachtoffers nog steeds van kracht was. Het hof heeft vastgesteld dat er schadevergoedingen waren gevorderd door benadeelde partijen, en dat het eindbedrag dat de klager zou moeten betalen nog niet kon worden vastgesteld. Daarom werd besloten dat het beslag op de auto moest voortduren totdat er een definitieve uitspraak was gedaan in de strafzaak.

Het hof heeft uiteindelijk het beklag ongegrond verklaard en bevolen dat de beschikking onverwijld aan de klager moest worden betekend. Deze beslissing werd genomen door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof, waarin drie rechters zitting hadden, en werd ondertekend door de voorzitter en de griffier.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Afdeling strafrecht
rekestnummer: 001383-16
parketnummer: 23-002428-16
Beschikking van de meervoudige kamer op het op 5 juli 2016 ter griffie van dit hof ingekomen klaagschrift
ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1987 te [geboorteplaats] (Roemenië),
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat mr. [naam]
[adres].

Inhoud van het klaagschrift

Het klaagschrift strekt tot opheffing van het beslag op het in beslag genomen en nog niet teruggegeven voertuig onder betaling van een voorgestelde zekerheidsstelling van € 5.000,00.

Procesgang

De personenauto van klager is in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer onder klager in beslag genomen. Klager heeft verzocht om opheffing van dit beslag en teruggave van de auto.
Het klaagschrift is behandeld ter terechtzitting in eerste aanleg van 8 juni 2016. Bij beschikking van
22 juni 2016 heeft de rechtbank Amsterdam beslist dat slechts de betaling van een zekerheidsstelling van
€ 12.200,00 in de plaats kon treden van de tot zekerheidstelling in beslag genomen auto.
Klager is bij vonnis van de rechtbank Amsterdam van 22 juni 2016 veroordeeld wegens – kortgezegd – openlijk geweld in vereniging tegen personen en medeplegen zware mishandeling. De rechtbank heeft twee vorderingen van benadeelde partijen toegewezen ter hoogte van respectievelijk € 4.326,56 en € 500,00, met wettelijke rente, daarbij is de schadevergoedingsmaatregel opgelegd. Tegen het vonnis is hoger beroep ingesteld.
Klager heeft thans aan het hof opheffing van het beslag en teruggave van de zekerheidsstelling verzocht, stellend dat thans voldoende vaststaat tot welk bedrag klager is gehouden tot betaling van schadevergoeding, zodat het beslag voor het overige kan worden opgeheven.
Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de beklagzaak, alsmede in de strafzaak met bovengenoemd parketnummer en heeft op 11 november 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van de klager ter gelegenheid van de openbare behandeling van het klaagschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat-generaal heeft in raadkamer geconcludeerd dat het klaagschrift ongegrond dient te worden verklaard, nu een machtiging tot conservatoir beslag voor een bedrag van € 12.200,00 is verleend ten behoeve van de slachtoffers. Gelet op de nog aanhangige strafzaak dient dit beslag voort te duren.

Beoordeling

Het hof stelt vast dat in de onderhavige strafzaak door de benadeelde partijen schadevergoeding is gevorderd ter hoogte van de volgende bedragen: € 326,56 aan materiële schade, € 4.000 aan immateriële schade (bij wijze van voorschot) en € 3.500,00 aan immateriële schade. De rechtbank is tot een gedeeltelijke toewijzing gekomen van die vorderingen met toewijzing van de wettelijke rente, welke overigens niet door de benadeelde partijen was gevorderd en in zoverre dus afgewezen had moeten worden. In hoger beroep zijn de vorderingen van de benadeelde partijen in ieder geval tot de toegewezen bedragen opnieuw aan de orde, terwijl voorts de mogelijkheid bestaat dat het hof bij toewijzing van enig bedrag ter zake ook de schadevergoedingsmaatregel zal opleggen, en bij dit laatste tevens de betaling van de wettelijke rente over het toegewezen bedrag kan worden opgelegd. Het door de klager te betalen eindbedrag is daardoor (nog) niet te bepalen. Om die reden dient het bedrag onder beslag te blijven totdat onherroepelijk is beslist en uitgekeerd.

Beslissing

Het hof:
Verklaart het beklag ongegrond.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan de klager.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, W.M.C. Tilleman en H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 11 november 2016.