ECLI:NL:GHAMS:2016:5692

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
9 december 2016
Publicatiedatum
3 januari 2017
Zaaknummer
R001369-16
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 89 Sv na inverzekeringstelling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Amsterdam op 9 december 2016 uitspraak gedaan op een verzoekschrift van een verdachte, die schadevergoeding vroeg van de Staat naar aanleiding van zijn inverzekeringstelling. De verdachte was op 16 april 2013 in verzekering gesteld op verdenking van overtreding van de Opiumwet en het Wetboek van Strafrecht. Hij verzocht om een schadevergoeding van € 105,00 voor één dag verblijf op het politiebureau. Tijdens de behandeling van het verzoek in raadkamer heeft de advocaat van de verzoeker betoogd dat de verzochte vergoeding toegewezen moest worden, omdat de inverzekeringstelling niet aan de verzoeker zelf te wijten was en het zwijgrecht een belangrijk recht is. De advocaat-generaal daarentegen concludeerde tot afwijzing van het verzoek, verwijzend naar het schriftelijk advies dat geen gronden van billijkheid aanwezig waren voor toewijzing van de schadevergoeding.

Het hof heeft de omstandigheden van de zaak in overweging genomen, waaronder de feiten dat de verzoeker in een woning werd aangetroffen waar hennepplanten werden gekweekt en dat hij tijdens zijn verhoor geen verklaring heeft gegeven over zijn aanwezigheid daar. Het hof oordeelde dat de verzoeker, door zich op zijn zwijgrecht te beroepen in deze belastende omstandigheden, de nadelige gevolgen daarvan voor zijn rekening en risico moest nemen. Daarom zag het hof geen gronden van billijkheid om de schadevergoeding toe te kennen. De beslissing van het hof was om het verzoek af te wijzen, en de beschikking werd onverwijld betekend aan de verzoeker.

Uitspraak

beschikking
GERECHTSHOF AMSTERDAM
Rekestnummer: R 001369-16 / (89 Sv)
Parketnummer in hoger beroep: 23-001324-15
Beschikking op het verzoekschrift op de voet van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering van:
[verdachte]
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1981
domicilie kiezende ten kantore van zijn advocaat, mr. [raadsman],
adres kantoor: [adres]

1.Inhoud van het verzoek

Het verzoekschrift strekt tot het verkrijgen van een vergoeding ten laste van de Staat ter zake van schade die verzoeker stelt te hebben geleden als gevolg van de ondergane verzekering in de strafzaak met voormeld parketnummer, welke schade als volgt is gespecificeerd:
- 1 dag verblijf op politiebureau (ad € 105,00 per dag)
€ 105,00
Totaal € 105,00

2.Procesverloop

Het hof heeft kennis genomen van de stukken in de strafzaak met voormeld parketnummer en heeft op
11 november 2016 de advocaat-generaal en de advocaat van verzoeker, mr. [raadsman], ter gelegenheid van de openbare behandeling van het verzoekschrift in raadkamer gehoord.
De advocaat heeft bij de behandeling in raadkamer betoogd dat de verzochte vergoeding dient te worden toegewezen, aangezien de verzoeker de inverzekerinstelling niet aan zichzelf te wijten heeft en overigens het zwijgrecht een belangrijk recht is dat hem toekomt.
De advocaat-generaal heeft onder verwijzing naar het schriftelijk advies van 15 augustus 2016 geconcludeerd tot afwijzing van de verzochte vergoeding vanwege het ontbreken van gronden van billijkheid.

3.Beoordeling van het verzoek

Het verzoekschrift is tijdig ter griffie van dit hof ingediend.
Verzoeker is op 16 april 2013 in verzekering gesteld op verdenking van – kort gezegd – overtreding van artikel 3 van de Opiumwet en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker is op 17 april 2013 in vrijheid gesteld.
De strafzaak met voormeld parketnummer is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het arrest van 1 juni 2016 in die strafzaak is inmiddels onherroepelijk.
Ingevolge artikel 90, eerste lid, Sv heeft de toekenning van een schadevergoeding steeds plaats, indien en voor zover daartoe naar het oordeel van de rechter, alle omstandigheden in aanmerking genomen, gronden van billijkheid aanwezig zijn. Bij de beoordeling van de vraag of gronden van billijkheid aanwezig zijn om aan verzoeker schadevergoeding toe te kennen, houdt het hof tevens rekening met de destijds bestaande verdenkingen en de opstelling van de verzoeker in dat licht bezien.
Uit het onderliggende strafdossier blijkt dat de verzoeker is aangetroffen in een woning waar een ruimte was ingericht om hennepplanten te kweken en hennepresten aanwezig waren. De verzoeker heeft tijdens zijn verhoor bij de politie op 16 april 2013 om 13.15 uur geen antwoord gegeven op de vragen die hem zijn gesteld over zijn aanwezigheid in die woning. Indien iemand in dergelijke belastende omstandigheden wordt aangetroffen zonder dat hij daarvoor een verklaring wil of kan geven, kan gezegd worden dat hij een langer verblijf op het politiebureau en in verzekering stelling mede, zo al niet in belangrijk mate, over zichzelf heeft afgeroepen. Uiteraard staat het een verdachte te allen tijde vrij zich op zijn zwijgrecht te beroepen, maar in omstandigheden als hiervoor geschetst dienen dan de nadelige gevolgen hiervan voor zijn rekening en risico te blijven.
Dit leidt tot de slotsom dat het hof geen gronden van billijkheid ziet voor toewijzing van een vergoeding op grond van artikel 89 Sv.

4.4. Beslissing

Het hof:
Wijst het verzochte af.
Beveelt de onverwijlde betekening van deze beschikking aan verzoeker.
Deze beschikking is gegeven door de meervoudige raadkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. J.L. Bruinsma, W.M.C. Tilleman en H.W.J. de Groot, in tegenwoordigheid van
mr. M. Venderbosch als griffier, is ondertekend door de voorzitter en de griffier en is uitgesproken op de openbare zitting van dit hof van 9 december 2016.