In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 26 oktober 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk slaan en stompen van het slachtoffer, wat leidde tot pijn en letsel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de strafoplegging in strijd was met de wet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 en zeven dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.
Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding van € 350,00 had gevorderd. Het hof oordeelde echter dat verdere behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen zijn meegewogen.