ECLI:NL:GHAMS:2016:5668

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
27 september 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-005204-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter inzake mishandeling met vordering benadeelde partij

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 27 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam, dat op 14 december 2015 was gewezen. De verdachte, geboren in 1980, werd beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer op 26 oktober 2015 te Amsterdam. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk slaan en stompen van het slachtoffer, wat leidde tot pijn en letsel. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd, omdat de strafoplegging in strijd was met de wet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en heeft hem veroordeeld tot een geldboete van € 350,00 en zeven dagen hechtenis, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis bij gebreke van betaling.

Daarnaast was er een vordering van de benadeelde partij, die in eerste aanleg een schadevergoeding van € 350,00 had gevorderd. Het hof oordeelde echter dat verdere behandeling van deze vordering een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in zijn vordering, met de mogelijkheid om deze bij de burgerlijke rechter aan te brengen. De beslissing van het hof is genomen na zorgvuldige overweging van de feiten, de omstandigheden van de zaak en de persoonlijke situatie van de verdachte, waarbij ook eerdere veroordelingen zijn meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-005204-15
Datum uitspraak: 27 september 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 14 december 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13-215258-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
adres: [adres].

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
13 september 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek
van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 26 oktober 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door opzettelijk mishandelend die [slachtoffer] tegen het gezicht en/of hoofd te slaan en/of te stompen, waardoor die [slachtoffer] pijn en/of letsel heeft ondervonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, reeds omdat de strafoplegging door de politierechter in strijd met het bepaalde in artikel 22b, tweede lid, Sr is.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 26 oktober 2015 te Amsterdam [slachtoffer] heeft mishandeld door opzettelijk die [slachtoffer] tegen het hoofd te slaan, waardoor die [slachtoffer] pijn en letsel heeft ondervonden.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg bewezen verklaarde veroordeeld tot een taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen vervangende hechtenis.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 dagen, met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 20 uren, subsidiair 10 dagen vervangende hechtenis.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte.
Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich op de openbare weg schuldig gemaakt aan mishandeling door het slachtoffer een klap tegen zijn hoofd te geven. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Hoewel het hof niet uitsluit dat het slachtoffer zich onheus heeft gedragen jegens de verdachte en met de brommer de verdachte heeft geraakt, acht het hof de mishandeling- te weten het slaan- ook als dat als reactie op het gedrag van aangever is gebeurd, ongepast. Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met het tijdsverloop sinds het bewezen geachte feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals door hem en zijn raadsman toegelicht.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 29 augustus 2016 is hij eerder wegens onder meer mishandeling onherroepelijk veroordeeld door de strafrechter.
Het hof acht, alles afwegende, een geldboete van na te noemen hoogte passend en geboden.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 350,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.
Het hof is van oordeel dat behandeling van de vordering, nu, gelet op de rol die aangever gespeeld heeft, verder onderzoek noodzakelijk is, een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan daarom thans in de vordering niet worden ontvangen en kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 23, 24c, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 350,00 (driehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
7 (zeven) dagen hechtenis.
Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] in de vordering tot schadevergoeding niet-ontvankelijk en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.A.M. Hoek, mr. E. Mijnsberge en mr. M. Gonggrijp-van Mourik, in tegenwoordigheid van A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 27 september 2016.
Mr. P.A.M. Hoek en mr. M. Gonggrijp-van Mourik zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.