ECLI:NL:GHAMS:2016:5662

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-003465-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor diefstal in vereniging met braak en huisvredebreuk

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 7 september 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte, geboren in Polen, was beschuldigd van diefstal in vereniging met braak en subsidiair van wederrechtelijk binnendringen in een woning. De tenlastelegging betrof een incident op 13 augustus 2015 te Diemen, waarbij de verdachte en een medeverdachte in een woning zouden zijn binnengedrongen met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening van goederen. Tijdens de zitting in hoger beroep op 24 augustus 2016 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de raadsman gehoord. De advocaat-generaal stelde dat de verdachte schuldig was aan huisvredebreuk, terwijl de raadsman betoogde dat de verdachte enkel op zoek was naar een slaapplaats en niet wist dat het pand bewoond was.

Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen was dat de verdachte het primair ten laste gelegde had begaan, en sprak hem daarvan vrij. Wat betreft het subsidiair ten laste gelegde, oordeelde het hof dat de verdachte zich niet op vordering van de rechthebbende had verwijderd, maar dat het bewezenverklaarde niet strafbaar was. Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep en sprak de verdachte vrij van de primair ten laste gelegde feiten, terwijl het subsidiair bewezen verklaarde niet strafbaar werd geacht. De vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf werd afgewezen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-003465-15
Datum uitspraak: 7 september 2016
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsvrouw)
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 25 augustus 2015 in de strafzaak onder de parketnummers 13-654187-15 en 09-827087-14 (TUL) tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1989,
adres: [adres 1] (Polen).

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
24 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Diemen, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in/uit een woning ( [adres 2] ) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening weg te nemen een of meer goed(eren) van zijn/hun gading geheel of ten dele toebehorend aan [slachtoffer] en/of [bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan hem, verdachte, en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot die woning te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak op en/of verbreking van een of meer (deur)slot(en) behorende bij voornoemde woning, opzettelijk met zijn mededader(s), althans alleen, (met inbrekersgerei) naar die woning is toegegaan, waarna hij, verdachte en/of zijn mededader: - een of meer (deur)slot(en) behorende bij voornoemde woning (met een schroevendraaier, in elk geval een voorwerp) heeft/hebben geforceerd en/of - voornoemde woning heeft/hebben doorzocht en/of - een of meer goed(eren) van voornoemde Littel heeft/hebben verplaatst;
subsidiair:
hij op of omstreeks 13 augustus 2015 te Diemen, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in een woning, gelegen het [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer] , althans bij een ander of anderen dan bij verdachte en/of zijn mededader wederrechtelijk is binnengedrongen en/of zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds heeft/hebben verwijderd, waarbij hij, verdachte en/of zijn mededader zich de toegang tot voornoemd(e) woning heeft/hebben verschaft doordoor middel van braak op en/of verbreking van een of meer (deur)sloten van voornoemde woning.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.

Vrijspraak

Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte primair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Overwegingen ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde

Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte en zijn medeverdachte schuldig zijn aan huisvredebreuk. Zij hebben geen gehoor gegeven aan de vraag van de aangever het pand te verlaten, terwijl het voor de verdachte en de medeverdachte duidelijk was dat het om een bewoond pand ging nu er sprake was van een duidelijk ingerichte woonkamer.
Standpunt raadsman
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat de verdachte en de medeverdachte enkel op zoek waren naar een slaapplaats. De verdachte wist dat het in Nederland toegestaan is om in leegstaande kantoorpanden de nacht door te brengen. Gelet op de dichtgetimmerde ramen van het pand, mochten de verdachte en de medeverdachte ervan uitgaan dat het pand leegstond. Voorts heeft de aangever zich niet gelegitimeerd als de rechtmatige eigenaar van het pand.
Overwegingen van het hof
Niet bewezen is dat de verdachten de kamers waarin de spullen van de aangever stonden wederrechtelijk zijn binnengedrongen. Het staat immers niet vast dat de verdachte en zijn medeverdachte het slot van het pand hebben verbroken. Dit kan eerder en door anderen gebeurd zijn.
Ook indien de verdachte en de medeverdachte het pand met goede bedoelingen zijn binnengegaan, hadden zij zich moeten verwijderen op het moment dat de aangever hen te kennen had gegeven dat hij daar woonde en hen tot twee maal toe had verzocht zich te verwijderen. De verdachten hadden uit de mededelingen van de aangever en uit wat zij aantroffen moeten afleiden dat zij zich in de woning van de verdachte bevonden. In elk geval hebben zij zich bewust blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat zij zich in zijn woning bevonden en dat zij zich schuldig zouden maken aan huisvredebreuk.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Subsidiair
hij op 13 augustus 2015 te Diemen, tezamen en in vereniging met een ander, in een woning, gelegen het [adres 2] en in gebruik bij [slachtoffer] , zich niet op vordering van de rechthebbende aanstonds heeft verwijderd.
Hetgeen subsidiair meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het subsidiair bewezenverklaarde is niet strafbaar. Aan de tenlastelegging en bewezenverklaring ontbreekt immers het in artikel 138 Wetboek van Strafrecht opgenomen bestanddeel dat de verdachte wederrechtelijk in de woning vertoefde, op het moment dat hij zich daar niet op vordering van de rechthebbende verwijderde.
Dit betekent dat de verdachte ter zake van dit feit ontslagen dient te worden van alle rechtsvervolging.

Vordering tenuitvoerlegging

Het Openbaar Ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank 's-Gravenhage van 10 april 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 maand. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Nu de verdachte ontslagen zal worden van alle rechtsvervolging, dient de vordering tot tenuitvoerlegging te worden afgewezen.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het subsidiair bewezen verklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Amsterdam van 25 augustus 2015, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank te 's-Gravenhage van 10 april 2015, parketnummer 09-827087-14, voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf voor de duur van 1 maand.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. P.C. Römer, mr. E. de Greeve en mr. A.M. Kengen, in tegenwoordigheid van A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 7 september 2016.
De oudste raadsheer is buiten staat dit arrest te ondertekenen.