ECLI:NL:GHAMS:2016:5659

Gerechtshof Amsterdam

Datum uitspraak
31 augustus 2016
Publicatiedatum
29 december 2016
Zaaknummer
23-004813-15
Instantie
Gerechtshof Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak winkeldiefstal en bedreiging met misdrijf tegen leven

In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 31 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam. De verdachte was eerder vrijgesproken van winkeldiefstal, maar werd wel beschuldigd van bedreiging met een misdrijf tegen het leven. De tenlastelegging omvatte twee feiten: de verdachte zou op 16 september 2015 in Amsterdam een horloge hebben gestolen en een medewerker van de winkel hebben bedreigd. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het horloge in een plastic tas had gestopt, maar niet met voldoende zekerheid kon worden aangetoond dat hij de opzet had om het horloge wederrechtelijk toe te eigenen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de winkeldiefstal. Echter, de bedreiging van de medewerker werd wel bewezen geacht, waarbij de verdachte dreigende woorden had geuit. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was voor de bedreiging en legde een taakstraf op van 24 uur, met inachtneming van de tijd die de verdachte in voorarrest had doorgebracht. Het vonnis van de politierechter werd vernietigd en het hof deed opnieuw recht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 23-004813-15
Datum uitspraak: 31 augustus 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 24 november 2015 in de strafzaak onder parketnummer 13/189786-15 tegen:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
adres: [adres 1],
thans uit anderen hoofde gedetineerd in PI Flevoland - HvB Almere Binnen te Almere.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van 17 augustus 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de verdachte en de raadsvrouw naar voren is gebracht.

Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:hij op of omstreeks 16 september 2015 te Amsterdam met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 16 september 2015 te Amsterdam opzettelijk een horloge, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en welk goed verdachte uit de winkelvoorraad van voornoemde rechthebbende had genomen onder gehoudenheid om, alvorens die winkel te verlaten voornoemd goed te betalen, in elk geval ter betaling aan te bieden, en aldus dat goed anders dan door misdrijf onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
Feit 2:hij op of omstreeks 16 september 2015 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd :"Ik maak je af", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zal het hof deze verbeterd lezen. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad.

Vonnis waarvan beroep

Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.

Vrijspraak 1 primair en subsidiair

De verdachte is op 16 september 2015 de winkel [bedrijf] op de [adres 2] in Amsterdam binnengegaan. Daar heeft hij een horloge van de etalagetafel gepakt en in zijn plastic tas gedaan. De medewerkers van de winkel beschrijven dat de verdachte uitzonderlijk lang in een pashokje bleef. Eén van de medewerkers vertrouwde het niet en zag, nadat de verdachte uit het pashokje was gekomen, dat de verdachte zijn tas bij één hengsel vast hield. Deze medewerker heeft toen de tas iets verder open gedaan en heeft het horloge in de tas van de verdachte gezien. Het horloge was uit de doos en was los van het schuimrubber dat normaalgesproken om het horloge zit. De medewerker heeft vervolgens de politie gebeld, die de verdachte heeft aangehouden.
De verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat hij het horloge in zijn tas had gedaan, omdat hij zijn handen vrij wilde hebben voor het passen van een jas. De verdachte zegt dat hij voornemens was om daarna naar de kassa te gaan en het horloge af te rekenen.
Hoewel het handelen van de verdachte te denken geeft, is niet met de voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid komen vast te staan dat de verdachte het oogmerk heeft gehad om zich het horloge wederrechtelijk toe te eigenen. De verdachte is aangehouden voordat hij in de gelegenheid is gesteld om het horloge bij de kassa ter betaling aan te bieden. Evenmin is gebleken dat hij (andere) handelingen heeft verricht waaruit met voldoende mate van zekerheid het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening valt af te leiden.
Voor wat betreft de subsidiair tenlastegelegde verduistering geldt dat niet is komen vast te staan dat de verdachte op het moment dat hij werd aangehouden, het horloge wederrechtelijk zich had toegeëigend.
Naar het oordeel van het hof is dan ook niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen de verdachte onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd, zodat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken.

Bewezenverklaring

Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op 16 september 2015 te Amsterdam [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer 2] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je af".
Hetgeen onder 2 meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat, zoals deze na het aanwenden van een rechtsmiddel zullen worden opgenomen in de op te maken aanvulling op dit arrest.

Strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is.

Oplegging van straf

De politierechter in de rechtbank Amsterdam heeft de verdachte voor het in eerste aanleg onder 1 en 2 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 dagen, met aftrek van voorarrest.
Tegen voormeld vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het onder 1 en 2 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 weken, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging van een personeelslid van de winkel ‘[bedrijf]’ op het moment dat hij op zijn gedrag werd aangesproken. De verdachte heeft daarbij ernstige bedreigingen geuit en daarmee het personeelslid angst en gevoelens van onveiligheid bezorgd.
Blijkens een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 26 juli 2016 is hij niet eerder voor bedreiging onherroepelijk veroordeeld, hetgeen in zijn voordeel weegt.
Het hof acht, alles afwegende, een taakstraf voor na te melden duur passend en geboden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze wettelijke voorschriften worden toegepast zoals geldend ten tijde van het bewezen verklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 12 dagen
hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. H.M.J. Quaedvlieg, mr. R.A.F. Gerding en mr. S.J. Riem, in tegenwoordigheid van
A. Stronkhorst, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
31 augustus 2016.
mr. S.J. Riem is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.