In deze zaak heeft het gerechtshof Amsterdam op 22 augustus 2016 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland. De verdachte, geboren in 1975 en thans zonder bekende woon- of verblijfplaats, was beschuldigd van diefstal in vereniging. De tenlastelegging betrof het wegnemen van een linnen tas en make-up artikelen ter waarde van € 93,94 uit een Kruidvat filiaal in Nieuw-Vennep op 22 mei 2015. De verdachte had samen met een ander deze diefstal gepleegd.
Tijdens de zitting in hoger beroep op 8 augustus 2016 heeft het hof de geldigheid van de dagvaarding in eerste aanleg beoordeeld. De dagvaarding was op 23 mei 2015 aan de verdachte uitgereikt, waarbij gebruik was gemaakt van een tolk. Het hof concludeerde dat de dagvaarding rechtsgeldig was betekend, en dat er geen grond was voor terugwijzing van de zaak naar de rechtbank.
Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het bewezen verklaarde als volgt geformuleerd: de verdachte heeft op 22 mei 2015 samen met een ander make-up artikelen weggenomen, toebehorende aan Kruidvat. De verdachte werd vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte werd bevestigd, en het hof legde een gevangenisstraf van twee weken op, gelijk aan de straf die in eerste aanleg was opgelegd. Het hof overwoog dat de verdachte eerder voor soortgelijke feiten was veroordeeld, wat strafverzwarend werkte. De beslissing werd genomen op basis van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het was begaan.